Gebruik van lijnen met hoogwaardige kunststofvezels

Op 16 januari 2024 was er een bijeenkomst in Lelystad, over het aanvullend onderzoek van schepen van de historische zeilvloot. Tijdens deze bijeenkomst hebben schippers veel vragen gesteld over het gebruik van lijnen met hoogwaardige kunststofvezels (HMPE, onder andere bekend onder de merknaam Dyneema). De reden daarvoor was dat de ILT het gebruik van deze lijnen niet wilde toestaan.

Het doel van het aanvullend onderzoek is dat de vloot aantoonbaar veiliger wordt. Volgens de ES-TRIN regels mag touw van polyethyleen niet worden gebruikt. Tijdens de bijeenkomst op 16 januari gaven de schippers aan dat zij al jaren gebruik maken van lijnen van HMPE-lijnen en dat dit in andere sectoren ook gebeurt. Voor zover bekend zijn daardoor nooit incidenten ontstaan. Bovendien hebben de keurende instanties het gebruik van de HMPE-lijnen toegestaan zij het bewijs van tuigage hebben afgegeven. Op dit moment is nog niet definitief duidelijk waarvoor de HMPE-lijnen wel en niet geschikt zijn. In elk geval is het niet  de bedoeling dat de vloot uiteindelijk minder veilig wordt door het gebruik van de HMPE-lijnen nu niet toe te staan.

Daarom heeft de ILT overlegd met de taskforce historische zeilvloot en op 22 januari besloten het gebruik van HMPE-lijnen voorlopig toe te staan. Daar zijn wel voorwaarden aan: de schippers moeten de lijnen goed vermelden in het tuigboek en de lijnen mogen niet worden toegepast in het staand want.

Ook letten de inspecteurs van de ILT op de volgende punten:

  • Het materiaal moet altijd een coating of een beschermende mantel hebben die het beschermt tegen inwerking van UV-straling uit zonlicht.
  • Het moet altijd duidelijk zijn van welk materiaal de lijnen zijn gemaakt, wat de breeksterkte is en hoe oud de lijnen zijn. De schipper kan dit bewijzen door een certificaat, een productspecificatie of een leveringsbon.
  • Lieren en schijven van blokken moeten geschikt te zijn voor het gebruikte materiaal.
  • Voor lopende lijnen (vallen en takels in bakstagen en dirken) geldt een hogere breeksterkte ten opzichte van een staalkabel, volgens de tabel van artikel 20.15.
  • Eindverbindingen in dirken/kraanlijnen en bakstagen moeten door een deskundige worden gemaakt.
  • Alle andere eindverbindingen moeten volgens het protocol van de fabrikant worden gemaakt.

TNO zal een onderzoek uitvoeren naar het veilig gebruik van HMPE-lijnen in de historische zeilvloot. Dan gaat het bijvoorbeeld om de kwaliteit van de coating of mantel, de breeksterkte en de maximaal toegestane leeftijd van de lijnen. Bij dit onderzoek zal TNO contact hebben met een aantal schippers en met bedrijven die actief zijn in de tuigage.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt bepaald of HMPE-lijnen gebruikt mogen worden en onder welke voorwaarden.

Tot slot kunnen de inspecteurs van de keuringsinstanties en de ILT tijdens het aanvullend onderzoek ook besluiten om de lijnen met HMPE niet toe te staan bij twijfel over veilig gebruik. Dit kan bijvoorbeeld in de volgende situaties:

  • Als het materiaal is aangetast door inwerking UV en uit elkaar “geplukt” kan worden. In dat geval is de kleur van de lijn vaak sterk verbleekt.
  • Bij smeltverbranding door schavielen.
  • Wanneer de lijn zeer “pluizig” begint te worden.
  • Bij beschadigingen waarbij een breuknest in de lijn optreedt (meerdere gebroken tiertjes bij elkaar).