“Bij ons toezicht op varend ontgassen is informatie van partners cruciaal.”

Verhalen

Tankschepen vervoeren gevaarlijke vloeibare stoffen. Na het lossen blijft er altijd  wat van het geloste product in de tanks van het schip achter. Deze restanten moeten soms eerst weg. Daarom blaast een schipper zijn tanks en leidingen met ventilatoren droog. Dit gebeurt nu nog veelal in de atmosfeer en dat belast omwonenden, de bemanning van schepen en het milieu. 

Een aantal landen, waaronder Nederland, bereiden een verbod op varend ontgassen voor (het CDNI). Tot die tijd houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toezicht op het varend ontgassen, op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) en het ADN. Hoe komt de ILT aan informatie over lozingen van verboden stoffen? Hoe voert ze inspecties uit? Hoe bereidt de ILT zich, met haar partners, voor op een toekomstig verbod?  

Kees Kievit staat op een loopbrug in een haven.
Beeld: ©ILT

E-noses

ILT-inspecteur en projectleider Kees Kievit: “Bij ons toezicht op varend ontgassen zijn gegevens van e-noses (snuffelpalen) van de omgevingsdiensten, bijvoorbeeld die van Rijnmond (DCMR) en het Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) cruciaal.” Hij vervolgt: “Afwijkingen die e-noses in de luchtsamenstelling registreren, kunnen herleid worden tot een schip. De omgevingsdiensten geven dit door aan de ILT. Wij doen vervolgens nader onderzoek. Belangrijk hierbij is ook het Informatie- en Volgsysteem voor de Scheepvaart (IVS-Next) van Rijkswaterstaat. Dit systeem geeft informatie over de lading van een schip.”
Bij elkaar hebben de omgevingsdiensten ongeveer honderd e-noses in ons land staan. Naast signalen van e-noses krijgen de diensten ook regelmatig meldingen van omwonenden over stankoverlast. Vanaf 2019 is de samenwerking tussen de omgevingsdiensten en de ILT geïntensiveerd. Christiaan van Westing van de DCMR legt uit: “Vanaf 2018 werken we op de meldkamer met een ontgassings-tool. Als 2 of meer neuzen een vergelijkbare piek laten zien, gaat er letterlijk een scheepshoorn af in onze meldkamer. Dan moeten we gaan kijken naar wat er aan de hand is en de melding aan een schip koppelen. Als we denken dat het om een ontgassing gaat, geven we dat aan onder andere de ILT door.”

Een tanker vaart door het Hartelkanaal.
Beeld: ©ILT

Benutten informatie scheepslading

Landelijk adviseur Peter Spuij van Rijkswaterstaat heeft zich er sterk voor gemaakt dat de ILT gebruik kan maken van IVS-Next, een systeem waarin informatie over de lading van een schip is vastgelegd. Spuij: “De zogenaamde losverklaring vermeldt alle gegevens, ook aanwezige ladingsresten in het schip. Dit zijn bijvoorbeeld gasvormige ladingsresten. In de toekomst mogen deze ladingsresten dus niet meer naar de buitenlucht worden uitgestoten omdat ze onder het CDNI-verbod vallen zodra dit van kracht wordt. We willen toe naar het digitaliseren van de zogenaamde losverklaring, zodat in het systeem real-time informatie over de laatst vervoerde en geloste inhoud van een schip bekend is.” Kievit vult aan: “De ILT bekijkt de gegevens uit al deze informatiebronnen. Ook gebruiken we hierbij, ter verificatie, openbare en vrij toegankelijke data. Na de analyse besluit de ILT om een schip daadwerkelijk te inspecteren in verband met het ontgassen. Het zou mooi zijn om informatie uit de verschillende systemen te kunnen koppelen, want nu moeten wij nog veel verschillende bronnen handmatig raadplegen. En om vast te stellen of er écht ontgast is, moeten wij ook nog altijd een inspectie uitvoeren.”

Kees Kievit staat met een inspectie bus aan de kant van het Hartelkanaal. Met een verrekijker kijkt hij naar een voorbijvarende tanker.
Beeld: ©ILT

Drones

De ILT zet drones, met een fotocamera, in op locaties zonder e-noses, bijvoorbeeld in Zeeland. Vanuit de lucht is goed vast te stellen of kleppen van een schip open staan en of er aan boord slangen aan ventilatiesystemen zijn aangesloten. Robin Kouwenhoven, drone-pilot van de ILT: “Drones met camera helpen ons. Blaast een schipper gevaarlijke stoffen uit zijn tank? Dan zien we dat. Ze zijn een aanvulling in het toezicht.”

Huidig wettelijk kader

Varend ontgassen is onwenselijk en belast omwonenden, de bemanning van schepen en het milieu. Een aantal landen, waaronder Nederland, bereiden een verbod op varend ontgassen voor (het CDNI). Als alle betrokken landen het CDNI geratificeerd hebben, geldt
-gefaseerd ingevoerd- voor steeds meer stoffen een verbod op ontgassen. Het ontgassen tijdens varen is nu nog onder voorwaarden toegestaan, volgens de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (het ADN). De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) en het ADN. Het ontgassen van benzine is nu al verboden. Ook is ontgassen van benzeen en benzeen houdende stoffen dicht bij bruggen, sluizen en dichtbevolkt gebied niet toegestaan.
Rijkswaterstaat, omgevingsdiensten en de ILT handhaven nu op varend ontgassen. Daarnaast bereiden de organisaties zich samen voor op het komende verbod. Ze delen daarom informatie over de lading van een schip, meldingen over stankoverlast van omwonenden en signalen van e-noses. Zo werken zij, ook nu, samen aan het voorkomen van het lozen van schadelijke stoffen in de leefomgeving. 
Meer weten? Kijk op ilent.nl/varendontgassen.