Vaststellen van de complexiteit van een Approved Training Organisation

Deze informatie is bedoeld voor aanvragers van een vergunning voor een Approved Training Organisation (ATO). Deze pagina licht toe welke criteria aanvragers moeten toepassen om de complexiteit van hun organisatie vast te stellen.

Europese wet- en regelgeving

Europese Verordeningen 1178/2011 en 290/2012 stellen eisen aan de inrichting van organisaties die opleidingen willen verzorgen voor luchtvarenden. Commission Regulation No. 290/2012 van 30 maart 2012 geeft een basis voor eisen aan het managementsysteem van een ATO. In Annex VII – Organisation Requirements for Aircrew (part ORA), Section II – Management staat in ORA.GEN 200 (b) de volgende eis: 'The management system shall correspond to the size of the organisation and the nature and complexity of its activities, taking into account the hazards and associated risks inherent in these activities'.

Complex of niet-complex?

Organisaties met meer dan 20 fte's in dienst worden beschouwd als complex. ATO's die uitsluitend opleiden voor de volgende brevetten worden altijd als niet-complex beschouwd, ook bij meer dan 20 fte's:

  • Light Aircraft Pilot Licence (LAPL) 
  • Private Pilot Licence (PPL) 
  • Sailplane Pilot Licence (SPL)
  • Balloon Pilot Licence (BPL)

Dit is inclusief bijbehorende ratings en/of certificaten. Deze criteria worden in Nederland onveranderd toegepast. Meer informatie staat in in AMC1 ORA.GEN.200 (b) Management System van Acceptable Means of Compliance (AMC) and Guidance Material (GM) to part ORA (19 april 2012).

Heeft een organisatie 20 fte's of minder in dienst? Maar is er sprake van opleidingsactiviteiten op een hoger niveau dan uitsluitend LAPL, PPL, SPL of BPL? Dan moet per geval worden vastgesteld of de organisatie complex of niet-complex is. De organisatiestructuur moet daarop zijn ingericht.

Verder maakt de ILT onderscheid tussen ondersteunende werknemers en direct bij de opleiding(en) betrokken werknemers, zoals instructeurs. Met name de controle over het korps instructeurs en hun standaardisatie is een bepalende factor voor de complexiteit van een ATO. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen fulltime en parttime instructeurs, die misschien ook ergens anders soortgelijk werk doen. Bij het bepalen van het aantal fte's, wordt elke direct bij de uitvoering van de opleiding betrokken medewerker als een volle fte meegerekend. Dus ook als hij of zij parttime werkt.

Self-assessment complexiteit organisatie

Doet een organisatie een ATO-aanvraag? Dan moet uit het voorstel voor hun organisatiestructuur blijken wat het resultaat is van hun self-assessment over de complexiteit van hun organisatie. Hierbij moet aandacht zijn besteed aan de aard en complexiteit van de activiteiten. En de daarmee samenhangende risico’s. Mogelijke onderwerpen zijn bijvoorbeeld:

  • Modulaire of geïntegreerde opleidingen. 
  • Aantal luchtvaartuigen.
  • Verschillen tussen types en configuraties.
  • Aantal gecontracteerde (uitbestede) activiteiten.
  • Aantallen instructeurs en de manier waarop zij worden aangestuurd.