Uitzondering emissie-eisen 76 zeer zorgwekkende stoffen

In deze signaalrapportage wijst de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op optredende risico’s van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS).

Kern

Voor 76 zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) geldt tot 2025 een uitzondering op de strenge wettelijke emissie-eisen voor ZZS. Dat betekent dat er voor deze groep stoffen tot 2025 veel grotere hoeveelheden emissies zijn toegestaan dan voor de andere ZZS. Wel geldt voor deze 76 stoffen, net als voor alle andere ZZS, een wettelijke minimalisatieverplichting.  

De ILT heeft vanuit haar beperkte rol op dit gebied geen volledig beeld, maar ziet in de praktijk dat bedrijven – met soms een expliciet beroep op de uitzonderingstermijn – voorlopig geen serieuze inzet plegen om tot uitfasering of minimalisatie van de uitstoot van deze 76 stoffen te komen. Hiermee voldoen zij niet aan de minimalisatieplicht, wat mogelijk leidt tot onbedoelde en onnodig grote uitstoot van ZZS tot 2025. 

Achtergrond

Zeer zorgwekkende stoffen zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu omdat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren of zich in de voedselketen ophopen. De Nederlandse overheid pakt ZZS met voorrang aan. Doel van het overheidsbeleid is om deze stoffen zoveel mogelijk uit de leefomgeving te weren. De regels en de emissiegrenswaarden voor deze stoffen liggen vast in het Activiteitenbesluit (Ab). Het Ab gaat uit van het voorkomen van uitstoot van ZZS of, als uitstoot niet voorkomen kan worden, het minimaliseren ervan met de best beschikbare technieken. 
Bij de inwerkingtreding van het Ab is voor de 76 stoffen die op dat moment voor het eerst als ZZS zijn ingedeeld een ruime overgangstermijn ingesteld (tot 2025). Dit is bedoeld om de industrie voldoende tijd te geven om onderzoek te doen en maatregelen te treffen. De uitstoot van de stoffen die daarna als nieuwe ZZS worden geïdentificeerd, is aan veel strengere eisen gebonden. Bovendien moeten bedrijven daarbij direct aan deze eisen voldoen.  

Voor alle ZZS geldt, naast de emissiegrenswaarden, ook een minimalisatieplicht. Dat is een inspanningsverplichting voor bedrijven om voortdurend aandacht te hebben voor en onderzoek te doen naar mogelijkheden om de uitstoot te verminderen. De resultaten van dat minimalisatieonderzoek door bedrijven bieden het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten) de mogelijkheid strengere eisen dan de emissiegrenswaarden op te nemen in de WABO-vergunningen die ze bedrijven verleent.  

Waarnemingen ILT

De ILT heeft een wettelijke adviestaak bij het verlenen van WABO-vergunningen aan risicovolle bedrijven. Deze is vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (artikel 6.3, lid 2). Bij de uitoefening daarvan, geeft de ILT prioriteit aan ZZS. Vanuit deze rol krijgt de ILT een beeld van hoe risicovolle bedrijven met ZZS omgaan. Dit is geen volledig beeld, omdat het beperkt is tot bedrijven die WABO-vergunningen aanvragen voor activiteiten waarbij ZZS een rol spelen.

De ILT heeft de afgelopen 2 jaar 4 vergunningaanvragen bekeken voor activiteiten waarbij sprake is van uitstoot van 1 of meer van de 76 ZZS die tot 2025 vallen onder de uitzondering op de strenge emissie-eisen. Bij 2 van deze vergunningaanvragen heeft de ILT geconstateerd dat bedrijven en/of bevoegd gezagen geen maximale aandacht hadden voor het inperken van emissies van deze ZZS.  

Bij 2 vergunningaanvragen hadden de bedrijven niet de intentie om te voldoen aan hun minimalisatieplicht. Bij het ene bedrijf ging het bijvoorbeeld om de toxische zware metalen lood en cadmium, bij het andere om het kankerverwekkende nikkeloxide. Een van deze bedrijven verwees specifiek naar de uitzonderingstermijn in het Activiteitenbesluit als legitimatie om nog geen actie te ondernemen. Bij de 3e casus bleek zelfs dat zowel door het bedrijf als door bevoegd gezag niet opgemerkt werd dat er sprake was van ZZS. Het ging in dit geval om een stof die schadelijk is voor het ongeboren kind.

De ILT heeft vanuit haar adviestaak mee kunnen kijken naar deze vergunningaanvragen en invloed kunnen uitoefenen op de te verlenen vergunning. Deze gevallen voeden wel de zorg van de ILT dat er meer gevallen zijn buiten het zicht van de ILT (bedrijven waar geen vergunningaanvraag loopt of niet-risicovolle bedrijven) waar onvoldoende aandacht is voor deze 76 ZZS. Ondanks dat ook voor deze ZZS de wettelijke minimalisatieplicht geldt, blijkt daar niet in alle gevallen voldoende aandacht voor te zijn bij bedrijven en bevoegd gezagen. De ILT verwacht dat bedrijven die serieus werk maken van de verplichting tot voortdurend minimalisatieonderzoek, niet altijd tot 1 januari 2025 de volledige uitzonderingspositie nodig hebben en dus kunnen bijdragen aan verdere vermindering van de uitstoot van ZZS.