Toelichting op wijzigingen speciaal-bvl

Dit is een toelichting op de wijzigingen van het speciaal-bvL (S-BVL) en het eventueel bijbehorende, door de minister uitgegeven, Vlieghandboek. De tekst op het S-BVL is nu in overeenstemming gebracht met de huidige regelgeving. De basis hiervoor wordt hieronder aan de hand van de internationale verdragen en nationale regelgeving toegelicht.

Mondiaal is in het Verdrag van Chicago het volgende overeengekomen:

  • Artikel 1: Elke staat heeft de volledige en uitsluitende soevereiniteit over het luchtruim boven het eigen grondgebied.
  • Artikel 5: Elke lidstaat van ICAO (de internationale burgerluchtvaart organisatie) gaat er mee akkoord dat elk luchtvaartuig uit de andere lidstaten het recht heeft om over haar gebied te vliegen en te landen. Voor privé-vluchten kan dit zonder voorafgaande vergunningen. Voorwaarde is wel dat het luchtvaartuig en de bestuurder aan de ICAO eisen voldoen (artikelen 29 tot en met 42).
  • Artikel 39: Als een luchtvaartuig of onderdelen daarvan, of een bemanningslid, niet volledig voldoen aan de ICAO-eisen, moet dat duidelijk worden vermeld op de documenten.
  • Artikel 40: Wanneer een luchtvaartuig of een bemanningslid niet of niet geheel aan de ICAO-eisen voldoet, is voor het vliegen boven andere landen dan het land van registratie toestemming nodig van die andere landen (artikel 40).

Aanvullend op het Verdrag van Chicago geldt in Europa ook Verordening (EG) nr 216/2008. Deze verordening geldt echter niet voor alle luchtvaartuigen. In bijlage II zijn diverse groepen luchtvaartuigen uitgezonderd, waaronder amateurbouwluchtvaartuigen, MLA‟s (microlichte vliegtuigen) en MLH‟s (microlichte helikopters).

In het Besluit luchtvaartuigen 2008 is het volgende opgenomen: 

  • Artikel 1: “speciaal-bvl: bewijs van luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen die buiten het kader van verordening (EG) nr. 216/2008 vallen en ook niet aan de eisen betreffende luchtwaardigheid volgens het ICAO-verdrag voldoen.”
  • Artikel 7, lid 4 : “Een bewijs als bedoeld in het eerste lid onder d (speciaal-bvl) is slechts geldig voor het uitvoeren van vluchten binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam (…).” 
  • Toelichting bij artikel 7: “Het speciaal-bvl wordt afgegeven voor luchtvaartuigen waarvan niet is aangetoond dat zij aan het minimumniveau van ICAO Annex 8 voldoen en waarmee dan ook niet automatisch internationale vluchten mogen worden uitgevoerd. Deze bewijzen kunnen worden afgegeven voor bijvoorbeeld amateurluchtvaartuigen en MLA‟s. Er kunnen beperkingen worden gesteld aan bijvoorbeeld de plaatsen waar gevlogen mag worden, het personeel dat oefenvluchten uitvoert en het vervoeren van passagiers. Tevens vallen deze luchtvaartuigen door vermelding in bijlage II van verordening (EG) nr. 216/2008 buiten het werkingsgebied van deze verordening. Op deze luchtvaartuigen is (daarom) de nationale regelgeving van de lidstaten van toepassing.”

In 1980 hebben de lidstaten van ECAC de volgende aanbeveling overgenomen:

  • ECAC Recommendation INT.S/11-1: “that Member States accept home-built aircraft with a certificate of airworthiness or a “permit to fly” issued by another Member State, to fly in their country without any restrictions other than those stated in the certificate of airworthiness or “permit to fly”.”

Deze aanbeveling heeft in de aangesloten ECAC landen geleid tot een grote diversiteit aan nationale regels en afspraken. Daarbij heeft elk land op zijn eigen manier de aanbeveling van de ECAC gecombineerd met zijn implementatie van artikel 40 van het Verdrag van Chicago. Nederland heeft de aanbeveling van ECAC verwerkt in de Regeling amateurbouwluchtvaartuigen. In de geest hiervan heeft Nederland soortgelijke regels opgenomen in de Regeling MLA‟s. Zie ter indicatie: http://www.amateurflugzeugbau.at/Termine/Grenzueberschreitung.pdf en http://www.emf.nanco.no/