Normenkader ontheffingen luchtwaardigheid 2015

Het is in Nederland verboden om een vlucht met een luchtvaartuig uit te voeren dat niet luchtwaardig is. Of dat niet is voorzien van een geldig Bewijs van Luchtwaardigheid, tenzij een ontheffing is verkregen.

Deze beleidregel geeft invulling aan artikel 3.21, eerste lid, van de Wet luchtvaart. En vervangt de beleidsregel Ontheffingen luchtwaardigheid uit 2004. Medio 2017 treedt nieuwe regelgeving in werking, die een nieuw beleidskader vastlegt voor civiele doeleinden. Tot die tijd past de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het hieronder beschreven normenkader toe bij de beoordeling van een ontheffingaanvraag.

Dit normenkader geldt alleen voor burgerluchtvaart

Gelet op de in de Wet luchtvaart vastgelegde bevoegdheidsverdeling tussen de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, beperkt dit beleidskader zich tot de burgerluchtvaart. Wordt er een ontheffing aangevraagd voor militaire doeleinden? Dan geldt dit beleidskader niet en moet het ontheffingsverzoek aan de Minister van Defensie worden gericht. Defensie heeft hiervoor een eigen beleidkader ontwikkeld.

Bewijs van Luchtwaardigheid

Artikel 3.8 van de Wet Luchtvaart bepaalt dat een luchtvaartuig een geldig Bewijs van Luchtwaardigheid moet hebben. Ook moet het toestel in een luchtwaardige toestand verkeren. Deze luchtvaartuigen mogen in het Nederlandse luchtruim vliegen mits ze voldoen aan de regels over onder meer de veiligheid. Het gaat om luchtvaartuigen die beschikken over 1 van de volgende bewijzen:

  • Een Bewijs van Luchtwaardigheid. Het ontwerp daarvan is gebaseerd op minimaal de internationale EASA/ICAO Annex 8-eisen. Ook moet het luchtvaartuig luchtwaardig zijn.
  • Een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid. Dit moet zijn afgegeven op basis van 1 van de volgende regelingen:
    • De Regeling Amateurbouwluchtvaartuigen
    • De Regeling MLA’s, MLH’s en schermvliegtuigen
    • De Regeling Historische luchtvaart
    • De Regeling Yak-52

Ontheffingsmogelijkheid

Van bovengenoemd verbod kan in bijzondere omstandigheden een ontheffing worden verleend, op basis van artikel 3.21, eerste lid, van de Wet Luchtvaart. Vooropgesteld dat de veiligheid van het luchtverkeer niet in gevaar wordt gebracht. Dit is de enige uitzondering op de verbodsregel. Het is dus in strijd met de Wet luchtvaart als luchtvaartuigen zonder een geldig bewijs van luchtwaardigheid op basis van een ontheffing (semi-)permanent van het Nederlandse luchtruim gebruikmaken.

Veiligheid luchtverkeer bewaken

Een dergelijke ontheffing is gezien de basis van bijzondere omstandigheden beperkt in tijd en plaats. Op die wijze wordt voorkomen dat er een aantrekkende werking uitgaat voor toestellen die niet aan de ICAO-eisen voldoen. Dit betekent dat er slechts ruimte is voor 1 of enkele vluchten. Nederland moet deze aanpak hanteren in aansluiting op de ICAO-systematiek ter borging van de veiligheid van het luchtverkeer, ondanks dat het luchtvaartuig niet voldoet aan de luchtwaardigheidseisen van ICAO Annex 8. Deze annex borgt de luchtwaardigheid in essentie door eisen te stellen in de keten van ontwerp, bouw en onderhoud. Bij vliegtuigen die afhankelijk zijn van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid is deze keten vaak niet (meer) op orde. In die situatie moet de feitelijke luchtwaardigheid in ieder geval dusdanig zijn, dat de veiligheid van de luchtverkeersdeelnemers en de externe veiligheid niet in het geding komt door de ontheffing. Gelet op deze veiligheid kunnen bovendien aan een ontheffing operationele of technische beperkingen worden verbonden.

I. Bijzondere omstandigheden

Er is sprake van bijzondere omstandigheden als aan 1 van de volgende voorwaarden is voldaan:

a. Een algemeen maatschappelijk belang wordt gediend met het uitvoeren van de vlucht(en), waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is.

b. Een historisch en nationaal luchtvaartbelang wordt gediend met het uitvoeren van de vlucht(en), waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is.

c. Er is sprake van een luchtvaartgerelateerd evenement, waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is en waarbij het evenement een:

  • boven-lokale publieke uitstraling heeft, en
  • een belevingswaarde heeft voor een groot publiek.

d. Het betreft vluchten van en naar een locatie waar onderhoud dan wel een reparatie uitgevoerd kan worden aan het desbetreffende luchtvaartuig. Mits het luchtvaartuig op de locatie waar het zich bevindt redelijkerwijs niet onderhouden of gerepareerd kan worden.

e. Er wordt met een luchtvaartuig van het ene land naar een ander land gevlogen. En het is geografisch bezien doelmatig om daarvoor gebruik te maken van het Nederlandse luchtruim.

f. Er is sprake van het uitvoeren van een beperkt aantal vluchten, dat noodzakelijk is voor:

  • Het uitvoeren van experimenten in het Nederlandse luchtruim die een maatschappelijk belang dienen en waarbij het toestel een noodzakelijk instrument is om dit doel te realiseren, of
  • het beoordelen of een in ontwikkeling zijnd luchtvaartuig, of een wijziging daarvan, voldoet aan de daarvoor geldende certificatie-eisen als onderdeel van het voorgeschreven certificatieproces.

II. Luchtwaardigheid

1. Er is sprake van een acceptabel luchtwaardigheidsniveau als het luchtvaartuig:

  • is onderhouden door een daartoe erkende onderhoudsorganisatie, en
  • voorzien is van een bewijs van luchtwaardigheid door de staat van registratie, en aan 1 van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. Het initiële luchtwaardigheidsniveau is vastgesteld in een door EASA gepubliceerde Specific Airworthiness Specification.

b. Het ontwerp van het luchtvaartuig is ooit conform ICAO Annex 8 gecertificeerd door een ICAO-lidstaat, maar nu de status heeft van Orphan. En is geregistreerd in een ECAC-lidstaat, de Verenigde staten van Amerika of Canada.

c. Het is een staatsluchtvaartuig, als bedoeld in artikel 1 lid 2, van de basisverordening EU 216/2008. Of een researchluchtvaartuig, als bedoeld in Annex II van deze basisverordening. En het luchtvaartuig is voorzien van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid op basis van:

  • een afgegeven typecertificaat conform ICAO Annex 8 door een ICAO-lidstaat, en
  • de aanvrager heeft verklaard dat eventuele wijzigingen aan het luchtvaartuig conform ICAO Annex 8 zijn gecertificeerd;

d. Het individuele luchtvaartuig is door de CAA-UK voorzien van permit to fly , op basis van CAA-UK CAP 553, die ten minste geldig is voor de duur van de aangevraagde ontheffing.

e. Het luchtvaartuig is voorzien van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid of permit to fly, verstrekt door een ECAC-lidstaat, de Verenigde staten van Amerika USA of Canada. En waarvan de aanvrager aantoont dat het luchtwaardigheidsniveau van het desbetreffende luchtvaartuig ten minste voldoet aan het normenkader als vastgesteld in de CAA-UK CAP 553.

2. In afwijking van het bepaalde in onderdeel 1 is sprake van een acceptabel luchtwaardigheidsniveau als het om een in ontwikkeling zijnd luchtvaartuig gaat. En waarmee vluchten moeten worden uitgevoerd voor het verkrijgen van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid.

III. Aanvraag van een ontheffing

Een aanvraag voor een ontheffing kan bij de ILT worden ingediend, met het door de minister vastgestelde aanvraagformulier. De regeling tarieven luchtvaart 2008 is van toepassing.