ILT onderzoek: veel onjuist gebruik van biociden op hockeylocaties

De ILT stelde in 2019 een onderzoek in naar het gebruik van biociden op kunstgrasvelden, naar aanleiding van meerdere signalen over onjuiste bestrijding van algen en het gebruik van niet toegelaten biociden. Er zijn veel soorten kunstgras in gebruik bij de diverse buitensporten. De ILT richtte haar onderzoek specifiek op hockeylocaties, omdat daar (semi)watervelden liggen. De algenproblematiek is het daar grootst en voor de bestrijding is slechts één specifieke biocide beschikbaar (Bio-Guard met toelatingsnummer 14112N).

De inspecties naar het gebruik van biociden richtten zich op de volgende vragen: 

• Gebruiken de bezochte clubs de juiste (toegelaten) middelen en doen ze dit op de voorgeschreven manier (volgens de toelating)? 
• In hoeverre zijn de bezochte sportclubs op de hoogte van regelgeving rondom biociden en hoe beleggen verenigingen de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de biociden?
• Bevatten het Veiligheid Informatie Blad (VIB) en het etiket op het middel de juiste informatie? Dit geeft inzicht in de vraag of een (professionele) gebruiker van een biocide in staat is om kennis te nemen van de eigenschappen van een product en van de wijze waarop het gebruikt dient te worden.

Gebruiken de bezochte clubs de juiste (toegelaten) middelen, op de juiste manier?
De ILT heeft 41 hockeylocaties onderzocht.

• Bij 1/3 (13) van de locaties is een overtreding geconstateerd.
• Bij  5 van 41 hockeylocaties werd een toegelaten biocide gebruikt. Maar geen enkele keer op de juiste manier. 3x ging het bijvoorbeeld alsnog mis omdat verkeerde doseringen werden gebruikt van de specifiek voor natte kunstgrasvelden toegelaten biocide . En 2x ging het om een algemene anti-alg biocide maar deze mag op natte-kunstgrasvelden niet worden gebruikt.
• 5 clubs zetten nog waterstofperoxide in, andere clubs gebruikten zout en azijn. Dit zijn algemeen verkrijgbare stoffen, maar die professioneel zonder toelating niet als biocide mogen worden gebruikt. 
• Tenslotte worden algen op 1/3^e van de hockeylocaties op mechanische wijze bestreden door gebruik van water onder hogedruk en/of door te vegen/harken; dus zonder biociden.
• Op ca. 1/5^e van de velden gebruikt men zowel chemische als niet-chemische methoden. 

In hoeverre zijn sportclubs op de hoogte van regelgeving rondom biociden en hoe beleggen verenigingen de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de biociden?

• Clubs vullen de verantwoordelijkheid voor de inkoop en het gebruik van de middelen verschillend in. Er zijn rondom een sportveld verschillende rollen/functies te onderscheiden. De mensen die feitelijk het onderhoud doen zijn in het ene geval (on)betaalde krachten/vrijwilligers, soms is het de gemeente en er zijn clubs die professionele onderhoudsbedrijven inzetten. Deze versnippering betekent dat veel verschillende personen kennis moeten hebben van de regelgeving. 
• Als er sprake is van naleving, dan gebeurt dit vaak ‘onbewust’. De meeste clubs geven desgevraagd aan het liefste chemie-vrij onderhoud te willen plegen, omdat ze het beste willen voor het veld en voor het milieu. Ongeveer bij de helft van de bezochte locaties is men bekend met de ‘Green deal’, die gaat over het stoppen met het gebruik van bestrijdingsmiddelen op en bij sportvelden. 

Bevatten het Veiligheid Informatie Blad (VIB) en het etiket de juiste informatie? 

• Geen enkel veiligheidsinformatieblad voldeed volledig. 4 producten waren niet voorzien van een etiket met daarop (alle) juiste verplichte informatie. De producenten van deze producten zijn hierop aangesproken. 

De ILT heeft de bezochte hockeyclubs geïnformeerd over de resultaten en heeft geconstateerd dat de clubs hun werkwijze waar nodig hebben aangepast. Daar waar relevant heeft de ILT de verenigingen ook voorlichting gegeven over de Wet precursoren voor explosieven (Wpe) aangezien deze wet beperkingen stelt aan het voorhanden hebben en gebruik van waterstofperoxide. Niemand was hiermee bekend. 

De ILT deelt deze informatie met de relevante brancheverenigingen, sportbonden en veldbeheerders, en nodigt hun uit deze informatie te delen en bespreken met hun achterban.