Als een zeeschip voor zijn voortstuwing brandstof inneemt in een Nederlandse haven, moet dat gebeuren volgens internationale regels. Hiervoor zijn de scheepswerktuigkundige, kapitein, reder of charteraar van het zeeschip samen met de leverancier en bunkeraar verantwoordelijk.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controleert de naleving van de regels en ziet erop toe dat de brandstoflevering overeenkomt met de brandstofleveringsnota, op basis van Besluit brandstoffen luchtverontreiniging artikel 3.3.

Overeenkomst van levering

De overeenkomst van levering moet duidelijk zijn over de te leveren hoeveelheid en kwaliteit van de brandstof. Er staan bij voorkeur ook voorwaarden in voor retournering als de afnemer de levering niet accepteert.

Eisen aan scheepsbrandstof

Brandstof die een zeeschip gebruikt voor voortstuwing, moet voldoen aan het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL, Engels). De minimale eisen zijn:

  • De voorschriften uit MARPOL Annex VI Reg 14 voor het maximumgehalte aan zwavel. Deze voorschriften verschillen per vaargebied.
  • Geschiktheid voor de motor en milieu volgens MARPOL Annex VI Reg 18.3 en verdere afspraken in lijn met ISO-8217 (1996, 2005, 2012, 2017, 2024).

Veiligheidsinformatieblad (VIB)

Vóór het bunkeren geeft de vertegenwoordiger van de leverancier aan de verantwoordelijke op het zeeschip het veiligheidsinformatieblad (VIB of SDS, Safety Data Sheet) van elke soort brandstof in de levering. Zo kan deze verantwoordelijke de veiligheidsrisico’s beoordelen en de procedures daarop instellen.

Het zeeschip moet het VIB in elk geval aan boord houden zolang de brandstof aan boord is.

Monstername bij brandstoflevering

Tijdens het bunkeren moet een representatief monster van de brandstof worden genomen op het slangaansluitingspunt aan boord van het zeeschip. Dit primaire monster moet groot genoeg zijn om monsterpotten te vullen voor alle partijen.

Bij de monstername moeten vertegenwoordigers van het zeeschip en de leverancier aanwezig zijn, en ook een surveyor als een partij die heeft ingeschakeld.

Alleen met akkoord van alle partijen zijn de monstername en de verzegeling van de monsterpotten geldig. De ILT beveelt aan op de brandstofleveringsnota ruimte te laten voor tegenzegels.

Voor de monstername tijdens het bunkeren (Engels) beschouwt de ILT richtlijn MSC-MEPC.2/Circ.18 van de International Maritime Organization (IMO) als bindend en maatgevend. Deze richtlijn vervangt de eerdere richtlijn MEPC.182(59).

Het zeeschip moet de monsters minimaal 12 maanden na levering aan boord houden, en langer als de brandstof nog aan boord is. De regels voor het bewaren van monsters staan in MARPOL Annex VI Reg 18.8.1.

Brandstofleveringsnota: Bunker Delivery Note (BDN)

De brandstofleverancier stelt bij het bunkeren een brandstofleveringsnota op, de Bunker Delivery Note (BDN). Volgens MARPOL Annex VI moeten op de BDN minimaal staan:

  • Naam en IMO-nummer zeeschip.
  • Afleverdatum brandstof.
  • Locatie (haven).
  • Naam, adres en telefoonnummer brandstofleverancier.
  • Productnaam, bij voorkeur volgens ISO-8217 of ISO-8216-1. De productnaam bepaalt voor de ILT of de brandstofkwaliteit voldoet aan MARPOL Annex VI Reg 18.3.
  • Hoeveelheid in metrische tonnen.
  • Dichtheid bij 15°C (kg/m3).
  • Zwavelgehalte in de brandstof (massaprocent, tot in 2 decimalen).
  • Verdere analysegegevens van de monsters.
  • Zegelnummers van de verplichte brandstofmonsters.
  • Een ondertekende verklaring dat de brandstof voldoet aan MARPOL Annex VI Reg 14 en Reg 18.3.

Het havenbedrijf kan aan de BDN aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld in de bunkervergunning. De ILT raadt aan ISO-13739 te volgen.

Het zeeschip moet de BDN minimaal 36 maanden na levering aan boord houden.

Klachten bij afwijkingen of onregelmatigheden

Voldoet geleverde brandstof niet aan de eisen? Wijkt de levering af van de BDN? Of verloopt bijvoorbeeld de monstering niet volgens de regels? De kapitein moet dit direct na vaststelling melden met een Letter of Protest aan de leverancier, de vlaggenstaat van het zeeschip én de havenstaat (in Nederland bij de ILT).

De kapitein moet de Letter of Protest als bijlage per e-mail naar de ILT sturen via Brandstoffen-Luchtkwaliteit@ilent.nl. Het zeeschip moet minimaal 36 maanden een kopie van de Letter of Protest aan boord houden, bij de BDN.

De vlaggenstaat licht de IMO in. De ILT kan stappen ondernemen tegen de leverancier.