De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) onderzoekt waar in Nederland PFAS wordt toegepast, gebruikt, geloosd en uitgestoten. Als duidelijk is welke bedrijven hiervoor verantwoordelijk zijn, kan de ILT verdere stappen zetten om mens en milieu te beschermen. Lees wat het onderzoek naar de bronnen van PFAS inhoudt.
Bedrijven bewustmaken van PFAS
In de buurt van plaatsen met veel PFAS in het water en de bodem staan vaak bedrijven die PFAS uitstoten of lozen. Soms zijn bedrijven zich niet bewust dat ze dat doen. Dat komt omdat die bedrijven zelf niet weten dat er PFAS zit in de grondstoffen die zij gebruiken. Als bedrijven zich hiervan bewust zijn, kunnen zij maatregelen nemen om de uitstoot te verminderen of te voorkomen.
Inzicht in gebruik en lozingen van PFAS
Met het project 'PFAS in zicht' kijkt de ILT naar metingen van PFAS in water en bodem, en naar mogelijke veroorzakers daarvan. Dit doet de ILT tot eind 2026 samen met omgevingsdiensten, waterschappen en Rijkswaterstaat. Het doel van het project is om mensen en het milieu beter te beschermen tegen de risico’s van PFAS.
De ILT haalt informatie onder meer uit de volgende bronnen:
- Kennisgevingen (vergunningen) voor de export en de import van afval met PFAS.
- Onderzoeken van de Universiteit Utrecht (UU) naar de aanwezigheid van PFAS in het oppervlaktewater van de Maas en de Rijn voor de bereiding van drinkwater en naar in welke gebieden actieve PFAS-bronnen gezocht moeten worden en hoeveel uitstoot deze zouden vertegenwoordigen.
- Meldingen van grote voorraden POP-stoffen die de ILT ontvangt. Dit zijn persistente organische stoffen die lang in het milieu aanwezig bijven. Bedrijven moeten daarom grote voorraden POP-stoffen melden bij de ILT.
- Registraties van schadelijke stoffen (REACH-registraties) bij het RIVM.
- Omgevingsvergunningen die omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat en waterschappen verlenen.
- Internationale data-uitwisseling over vergunningverlening en casussen, en samenwerking met omringende landen.
Wat doet de ILT met de bevindingen?
Bedrijven aanzetten tot maatregelen
De ILT deelt de informatie uit het onderzoek met bedrijven, zodat zij zich bewust worden van hun PFAS-uitstoot en maatregelen kunnen nemen. Bijvoorbeeld door PFAS uit hun productieproces te halen of door minder PFAS uit te stoten. De ILT deelt de onderzoekinformatie ook met omgevingsdiensten. Zo kunnen zij bijvoorbeeld kijken naar de voorschriften in de vergunning. En eventueel aanzetten tot het opstellen van een vermijdings- en reductieprogramma voor Zeer Zorgwekkende Stoffen.
Blijft het bedrijf PFAS gebruiken en schakelt het niet over naar alternatieven? Dan kijken de ILT, de omgevingsdienst en het waterschap hoe zij het bedrijf kunnen aanzetten tot maatregelen. In sommige situaties kan de ILT een waarschuwing geven of een dwangsom opleggen.
Overheden aanzetten tot strikte vergunningseisen
Een andere manier om PFAS-emissies te verminderen is door omgevingsvergunningen van bedrijven te controleren. Hierbij kijkt de ILT of een vergunning voldoet aan de emissie-eisen en aan de minimalisatieplicht. Dit betekent dat PFAS-emissies niet te hoog mogen zijn. En dat de maatregelen die voortkomen uit de minimalisatieplicht voldoende moeten zijn om de risico’s van PFAS te verkleinen. Voldoet een vergunning niet aan de regels? Dan kan de ILT tot 6 weken na de vergunningverlening in beroep gaan tegen deze vergunning.
Deze acties van de ILT zorgen ervoor dat overheden, zoals gemeenten en provincies, striktere eisen stellen in hun vergunningen. Die strengere eisen leiden ertoe dat vergunde bedrijven alleen nog lage PFAS-emissies mogen uitstoten of lozen.