In opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft de Universiteit Utrecht meetgegevens van Rijkswaterstaat en de Nederlandse waterschappen geanalyseerd. Met als doel om bronnen van PFAS-concentraties in Nederlands oppervlaktewater te identificeren. Dit brononderzoek helpt bij het opsporen van mogelijke uitstootbronnen. Ook helpt het om inzicht te krijgen in de verspreiding van PFAS.
Op 170 locaties in Nederland zijn verhoogde PFAS-concentraties gemeten. De locaties vallen in drie categorieën: bekende bronnen, mogelijke bronnen en onbekende bronnen door databeperkingen. Bekende bronnen zijn onder andere Chemours in Dordrecht, Schiphol en Custom Powders in Helmond.
Vraag en antwoord bij het rapport van de Universiteit Utrecht
Het onderzoek biedt belangrijke inzichten in de verspreiding en bronnen van PFAS. Deze kennis is noodzakelijk om gericht maatregelen te nemen, vervuiling te beperken en de leefomgeving te beschermen. Verder onderzoek is echter nodig.
Het onderzoek van de Universiteit Utrecht is een eerste stap in de opsporing van PFAS-bronnen. Er komt vervolgonderzoek: samen met Rijkswaterstaat, waterschappen en omgevingsdiensten wordt in 2025 verder onderzoek gedaan naar PFAS-bronnen. Om op basis van actuelere data de PFAS-concentraties beter in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel is om de verantwoordelijke bedrijven op te sporen en passende maatregelen te laten nemen.
Bedrijven die PFAS gebruiken kunnen gerichte inspecties verwachten. De ILT wil daarnaast bedrijven stimuleren om op een verantwoorde wijze tijdig over te stappen naar volledig PFAS-vrij blusschuim.
Van Rijkswaterstaat zijn gegevens gebruikt uit het monitoringsprogramma ‘Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands’ (MWTL). De gebruikte gegevens zijn ingewonnen tussen januari 2019 en april 2023 op 6 locaties in het Maasstroomgebied en 6 locaties in het Rijnstroomgebied. Het betreft de locaties Lobith, Kampen, Vuren, Nieuwegein, Brienenoord en Maassluis in het Rijnstroomgebied en de locaties Eijsden, Stevensweert, Belfeld, Keizersveer, Bovensluis en Haringvlietsluizen in het Maasstroomgebied.
Nederland telt 21 waterschappen, elk met een eigen aanpak van het monitoren van stoffen in het beheersgebied. De ILT heeft in de zomer van 2023 bij de verschillende waterschappen data opgevraagd van PFAS-concentraties die zijn ingewonnen tussen 2018 en 2022. De waterschappen hebben de beschikbare gegevens aangeleverd.
Tijdens het onderzoek was dit de laatste informatie. De waterschappen waren in de periode 2018-2022 niet verplicht gegevens over PFAS in te winnen (alleen PFOS wat voor de Kaderrichtlijn Water een verplichting is). Ook zijn er verschillen tussen de waterschappen in de beschikbaarheid van PFAS-data. Waterschappen laten weten dat ze na die tijd meer en betere metingen hebben gedaan. De ILT wil een vervolgonderzoek starten met deze nieuwe data en met de opgedane onderzoekservaring.
De locaties staan vermeld in bijlage E van het onderzoeksrapport. Deze gegevens zijn gebaseerd op meetdata van waterschappen, maar zeggen niets over het verontreinigingsniveau van het beheersgebied. Met andere woorden: een waterschap met veel locaties in bijlage E is niet per se meer verontreinigd met PFAS dan een waterschap met geen of slechts weinig locaties. Verhoogde concentraties op verschillende locaties kunnen in meerdere gevallen gekoppeld worden aan dezelfde bron.
De ILT richt zich op actieve industriële activiteiten waar PFAS in het proces wordt toegepast. De PFAS kunnen via verschillende routes het proces verlaten: in het product zelf, naar de lucht, naar het water of via afval. Het is daarbij niet in alle gevallen bekend dat er PFAS worden toegepast. Dit kan zitten in bepaalde hulp-, of grondstoffen, soms zonder dat dit vermeld hoeft te worden op de etiketten. Niet voor alle PFAS is vastgelegd wat de gevaren zijn die op het etiket vermeld moeten worden. Vaak zijn de concentraties ook lager dan de wettelijke eis.
Er is onvoldoende gedetailleerde informatie beschikbaar over welke bedrijven PFAS gebruiken en hoe deze stoffen worden uitgestoten. Dit maakt het moeilijk om meetresultaten direct te koppelen aan specifieke bedrijven. Daarom zijn geen specifieke bedrijfsnamen opgenomen in het onderzoek.
Reeds bekende bronnen zijn wel genoemd in het onderzoek. Bijvoorbeeld bedrijven zoals Chemours en Schiphol. In hoofdstuk 2 van het rapport zijn deze bekende bronnen op een rij gezet.
Nee. Alle RWZI’s worden in meer of mindere mate met PFAS belast, omdat de emissies van PFAS-bronnen hier samenkomen. PFAS in rioolwater kan afkomstig zijn uit industrieel afvalwater of huishoudelijk afvalwater, maar ook uit afstromend hemelwater naar het riool. PFAS zijn niet of nauwelijks uit het rioolwater te verwijderen. Hierdoor fungeert een RWZI onbedoeld als een doorgeefluik voor PFAS. Meer weten? Kijk dan naar paragraaf 2.4 van het rapport.
Bij dit onderzoek zijn geen gegevens over grondwater gebruikt . Hierdoor komen mogelijk niet alle bekende bronnen (zoals stortplaatsen, brandweeroefenterreinen en defensieterreinen) in beeld. Uit grond- en grondwateronderzoeken is bekend dat bij meerdere van zulke terreinen verontreiniging met PFAS aanwezig is, die ook kan uitstromen naar het oppervlaktewater. Deze PFAS-bronnen kunnen de meetgegevens beïnvloeden, zodat er wel rekening mee moet worden gehouden bij de interpretatie ervan.