De Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft bij 20 woningcorporaties onderzocht welke maatregelen zij treffen om het risico te beperken op niet-integer gedrag, waaronder fraude, bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. De Aw constateert in dit thematisch onderzoek dat de onderzochte corporaties in 2024 en 2025 belangrijke stappen hebben gezet om dit risico bespreekbaar te maken en te beperken. Met de publicatie van de onderzoeksuitkomsten stelt de Aw alle corporaties in staat om te leren van ervaringen die soms buiten hun zicht plaatsvinden.
Het onderzoek, dat in juni 2025 is aangekondigd, is een vervolg op de Handreiking integriteit en fraude van de Aw uit september 2024 over fraude bij onderhoudswerkzaamheden. De aanleiding voor dit onderzoek is een opvallende stijging van het aantal gemelde fraudegevallen en mogelijk niet-integer gedrag bij onderhoudsprojecten. Recente cijfers onderstrepen het belang van alertheid voor integriteitsrisico’s bij de uitvoering van het onderhoud: in 2024 hebben de corporaties € 12,1 miljard besteed aan onderhoud. In de periode 2014 - 2024 zijn de onderhoudsuitgaven met 86 procent gestegen.
Er zijn belangrijke stappen gezet, veelal mede naar aanleiding van de handreiking van de Aw, om het risico op niet-integer gedrag te beperken. Dit is een positieve ontwikkeling, maar aandacht blijft nodig, vooral in de soft controls.
Conclusies
- Structuren, regels en procedures (hard controls) rond het onderhoud zijn over het algemeen goed uitgewerkt en vastgelegd.
- Informele gedrags- en cultuurgedreven beheersmaatregelen (soft controls) krijgen meer aandacht. Blijvende inspanningen zijn nodig om te voorkomen dat de aandacht afneemt.
- Corporaties zijn met name kwetsbaar bij de uitvoering van niet-planmatig onderhoud (een kwart van de totale uitgaven aan onderhoud). Dit betreft losse reparaties en onderhoud voorafgaand aan de komst van nieuwe huurders (mutaties). Bij dit type onderhoud is het niet altijd goed mogelijk om voor elke (kleine) klus vast te stellen of de geleverde werkzaamheden aan de afspraken voldoen. Dat geeft risico’s op niet-integer gedrag van opdrachtnemers (‘opplussen’ van uren, materialen en kosten) of corporatiemedewerkers (misbruik maken van positie voor eigen voordeel).
Aanbevelingen, aandachtspunten en good practices
De Aw doet enkele aanbevelingen aan alle corporaties en attendeert hen op aandachtspunten die door enkele onderzochte corporaties zijn genoemd: onvoldoende gezonde zakelijkheid, grote wijzigingen en blinde vlekken. Verder geeft de Aw ter inspiratie enkele good practices die opvielen bij één of een beperkt aantal onderzochte corporatie(s): bijvoorbeeld het overlaten van de vorming van een nieuwe gedragscode aan medewerkers, het waarborgen van de wederzijdse onafhankelijkheid tussen corporatie en opdrachtnemer, en het gebruik van slimme tools, AI en drones. Tenslotte wijst de Aw op het belang van het melden van niet-integer gedrag, of vermoedens daarvan, aan de Aw.
Inleiding
Aanleiding
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) houdt onder andere toezicht op de governance en integriteit van het beleid en beheer van woningcorporaties, en op de bescherming van het maatschappelijk bestemd vermogen van woningcorporaties (het geld bestemd voor sociale huurwoningen). Vanaf juli 2023 zag de Aw het aantal meldingen van fraude of vermoedens daarvan toenemen. Opvallend was de toename van meldingen over (onder)aannemers en installateurs bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. Op 12 september 2024 heeft de Aw hier extra aandacht voor gevraagd in de Handreiking integriteit en fraude woningcorporaties 2024. In deze handreiking en in het ILT jaarplan 2025 is aangekondigd dat de Aw bij het individuele toezicht meer aandacht zal besteden aan het onderwerp ‘Integriteit - beleid en werking’. Dit thematisch onderzoek is de uitwerking van deze aankondiging.
Relevantie
Woningcorporaties hebben grote opgaven. Onder andere in het onderhoud van hun woningen. De Aedes-benchmark 2025 laat zien dat de corporaties in 2024 totaal € 12,1 miljard hebben besteed aan onderhoud (een stijging van 86% ten opzichte van 2014; gemiddeld € 4.925 per woning). Dit betreft zo’n € 9 miljard voor planmatig onderhoud en ongeveer € 3 miljard voor niet-planmatig onderhoud. Niet-planmatig onderhoud betreft reparatieonderhoud (dagelijkse herstelwerkzaamheden) en mutatieonderhoud (onderhoud voorafgaand aan de komst van een nieuwe huurder).
Een goede governance van de uitvoering van het onderhoud is relevant voor het beschermen van het maatschappelijk bestemd vermogen van woningcorporaties, en voor het vertrouwen in de sector.
Doel
Dit thematisch onderzoek is bedoeld om de effectiviteit van de corporatiesector te vergroten. De resultaten stellen de sector in de gelegenheid om te leren van ervaringen waarbij sprake is of was van integriteitsrisico’s of (vermoedens van) niet-integer gedrag, om het signaleringsvermogen verder te versterken en om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Hoe beperken woningcorporaties het risico op niet-integer gedrag bij onderhoud?
Vraag
Dit thematisch onderzoek richt zich op de vraag hoe woningcorporaties het risico op niet-integer gedrag in de uitvoering van het onderhoud beperken (niet geheel uit te sluiten, zeker gezien de omvang van het onderhoud).
Om deze vraag te beantwoorden is onderzocht wat woningcorporaties onder meer in beleid en instructies hebben vastgelegd over onderhoudstrajecten en welke maatregelen daarin zijn opgenomen. Ook is onderzocht hoe het onderhoudstraject in de praktijk werkt en wat woningcorporaties als aandachtspunten en good practices beschouwen. De Aw geeft enkele aanbevelingen.
Aanpak
Er zijn 20 corporaties onderzocht: 8 kleine, 8 middelgrote en 4 grote corporaties met een gelijke verdeling over het land. De corporaties zijn aselect gekozen. Het onderzoek bestond uit 2 onderdelen: een schriftelijke uitvraag en een gesprek met in de meeste gevallen de bestuurder(s), een betrokken MT-lid en de controller. De gesprekken vonden plaats in september of oktober 2025. De uitvraag richtte zich op de hard controls: stukken en maatregelen, procedure bij vermoedens van misstanden, toetsing gefactureerde prestatie, evaluatie van de uitvoering, en sturing en beheersing. Tijdens de gesprekken zijn ook de soft controls aan de orde gekomen, net als praktijkervaringen die het delen waard zijn als aandachtspunt of als good practice.
Niet-integer gedrag en fraude
De volgende definities zijn van belang:
- Niet-integer gedrag
Gedrag dat niet past bij de waarden, normen of gedragscode van een organisatie. Niet-integer gedrag kan opzettelijk of onbewust zijn en schendt vertrouwen of professionele normen. - Fraude
Opzettelijke misleiding met als doel onrechtmatig voordeel te halen, meestal financieel. Altijd opzettelijk en gericht op persoonlijk gewin of voordeel voor een ander.
Niet-integer gedrag kan fraude zijn, maar dat hoeft niet. Omgekeerd is fraude altijd een vorm van niet-integer gedrag. Zie in het kader van dit thematisch onderzoek het overzicht ‘Categorieën niet-integer gedrag’ (voorbeelden zijn fictief).
| Opzettelijk (bewust) | Fraude: Gericht op persoonlijk gewin of voordeel voor een ander | Ten koste van maatschappelijk bestemd vermogen. Voorbeeld: Opzichter krijgt gunst vanwege toestaan materialen van mindere kwaliteit dan afgesproken. |
|---|---|---|
| Niet ten koste van maatschappelijk bestemd vermogen. Voorbeeld: Inkoper krijgt gunst vanwege keuze voor opdrachtnemer die volgens reguliere inkoopproces niet gekozen zou zijn. | ||
| Niet gericht op persoonlijk gewin of voordeel voor een ander, dus geen gevolgen voor maatschappelijk vermogen. Voorbeeld: Projectleider vervalst handtekening van afwezige bevoegde functionaris om vertraging te voorkomen. | ||
| Niet opzettelijk (onbewust) | Gevolgen onbedoeld mogelijk ten koste van maatschappelijk bestemd vermogen. Voorbeeld: Inkoper vergeet interne norm dat opdrachtnemers na 3 jaar uitgebreid moeten worden getoets op marktconformiteit voordat de opdracht wordt verlengd. | |
| Geen gevolgen voor maatschappelijk vermogen. Voorbeeld: Medewerker koopt keuken bij opdrachtnemer van corporatie en vergeet dit volgens de interne norm te melden. | ||
Dit thematisch onderzoek richt zich op de vraag welke maatregelen corporaties treffen om in de uitvoering van het onderhoud het risico op niet-integer gedrag, dus niet alleen op fraude, te beperken. Het onderzoek richt zich niet op de vraag in welke mate niet-integer gedrag optreedt. Tijdens de gesprekken zijn ervaringen met (vermoedens van) fraude aan de orde gekomen, zie paragraaf 7 'Melden helpt'.
Opdrachtnemers
De Handreiking integriteit 2024 bevat casuïstiek uit ervaringen met (onder)aannemers en installateurs bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. Dit thematisch onderzoek richt zich op alle betrokkenen bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, zowel binnen als buiten de corporaties. De partijen buiten de corporaties worden verder aangeduid als ‘opdrachtnemers’ tenzij het van belang is om te specificeren naar bijvoorbeeld onderaannemers of samenwerkingspartners.
Uitkomsten
Risico’s op niet-integer gedrag in het onderhoud hebben in 2024 en 2025 bij een groot aantal onderzochte corporaties meer aandacht gekregen. Vaak mede naar aanleiding van de Handreiking integriteit 2024. Corporaties gingen ermee aan de slag en accountants vroegen er aandacht voor in hun managementletters 2024. Het algemene beeld bij de onderzochte corporaties is dat de hard controls over het algemeen goed zijn uitgewerkt en vastgelegd, en dat de soft controls meer aandacht krijgen en dat blijvende inspanningen nodig zijn. Ook de controle op de geleverde prestatie kreeg veel aandacht: nagenoeg alle onderzochte corporaties hebben geïnventariseerd waar zij bij het onderhoud kwetsbaar zijn voor niet-integer gedrag en zij hebben maatregelen genomen of bereiden die voor. De risico’s gaan met name over de uitvoering van het niet-planmatig onderhoud (reparatie en mutatie).
Hard controls
Hard controls zijn formeel, tastbaar en direct controleerbaar. Deze beheersmaatregelen richten zich op structuren, regels en procedures (in het Gezamenlijk beoordelingskader Aw/WSW de onderwerpen managementsystemen en risicomanagement). Dit gaat bijvoorbeeld over beleidsdocumenten, functiescheiding, mandaten, contracten, interne controles en interne audits.
De aandacht voor hard controls is toegenomen bij de onderzochte corporaties. Dat blijkt uit:
- Het actualiseren van risicobeleid en -monitoring.
- Het actualiseren van integriteitscodes, inkoopvoorwaarden, processen (vooral gestructureerder en meer controle op prestatielevering bij reparaties en mutaties) en evaluaties van ervaringen met opdrachtnemers.
- Het (laten) uitvoeren van verdiepende onderzoeken.
- Het uitvoeren van evaluaties van de samenwerking met en prestaties van opdrachtnemers. De uitkomsten worden intern besproken en vaak gedeeld met de opdrachtnemer. Bij blijvend onvoldoende presteren kan de evaluatie leiden tot het aanpassen of opzeggen van het contract.
- Het opstellen van een frauderesponsplan. Zie aanbeveling A in paragraaf 4, 'Aanbevelingen van de Aw' voor wat beter kan in frauderesponsplannen.
Concrete voorbeelden van acties:
- Een corporatie heeft uitvoerig extern onderzoek laten uitvoeren naar niet-planmatig onderhoud (reparaties en mutaties). Aanleiding was de Aedes benchmark 2024 die liet zien dat de onderhoudskosten van die corporatie hoog waren terwijl het bezit keurig was onderhouden. Dit leidde tot de vraag: "Doen we te veel, of betalen we te veel?" en was de aanloop naar een 2-jarig programma om te komen tot betere beheersing van onderhoudscontracten.
- Een corporatie heeft naar aanleiding van de Handreiking integriteit 2024, eind 2024/begin 2025 een intern onderzoek naar het onderhoudsproces uitgevoerd. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat deze corporatie op papier een solide functiescheiding en controlemechanismen heeft, maar dat de uitvoering in de praktijk 3 verbeteringen vergt: versterking contractevaluatie, verbetering controle op prestatielevering en verduidelijking afspraken bij regieopdrachten.
- Een corporatie heeft de frequentie van de afrekening van meer- en minderwerk, en daarmee van de controles, verhoogd van 1 keer per jaar naar 1 keer per kwartaal.
Conclusie
Structuren, regels en procedures (hard controls) rond het onderhoud zijn over het algemeen goed uitgewerkt en vastgelegd.
Soft controls
Soft controls zijn informele, gedrags- en cultuurgedreven beheersmaatregelen. Ze beïnvloeden hoe mensen denken, voelen en handelen (in het Gezamenlijk beoordelingskader Aw/WSW het onderwerp gedrag en cultuur). Dit betreft bijvoorbeeld integriteit, leiderschapsstijl, betrokkenheid, open communicatie, aanspreek- en feedbackcultuur en voorbeeldgedrag.
Uit de gevoerde gesprekken volgt dat de aandacht voor soft controls is toegenomen bij de onderzochte woningcorporaties. Dat blijkt uit het volgende:
- Er is meer aandacht voor communicatie met en training van medewerkers, gericht op bewustzijn van integriteitsaspecten en op een cultuur waarin het normaal is om dilemma’s te delen en waarin mensen zich veilig voelen om (vermoedens van) niet-integer gedrag te melden.
- Bij enkele corporaties is de toegenomen aandacht voor integriteit ingebed in een (al langer) lopende bredere opgave om een informele cultuur te professionaliseren naar een cultuur waarin elkaar ‘gezond zakelijk’ aanspreken gemeengoed is.
- Bestuurders geven aan dat integriteit organisatiebreed blijvende aandacht vergt. Ook als er al enige tijd geen issues zijn geweest. Juist dan is alertheid van belang om te voorkomen dat de aandacht afneemt.
Concrete voorbeelden van acties:
- Een bestuurder beschrijft de cultuur als familiecultuur. De afgelopen jaren zijn stappen gezet naar meer zakelijkheid. Op het gebied van integriteit worden regelmatig trainingen gehouden. Het MT doet dan mee.
- Een bestuurder organiseert medewerkersbijeenkomsten waarbij dilemma’s bij herkenbare casuïstiek worden besproken.
- Een corporatie heeft de concern controller een onderzoek laten uitvoeren naar soft controls (interviews met vragen op basis van een wetenschappelijk model). Uitkomst: er is nog behoefte aan meer duidelijkheid en er is nog te weinig een aanspreekcultuur.
- Enkele corporaties gaan met opdrachtnemers in gesprek over integriteit, bijvoorbeeld in dilemmasessies voor eigen medewerkers en medewerkers van samenwerkingspartners.
Conclusie
Informele gedrags- en cultuurgedreven beheersmaatregelen (soft controls) krijgen meer aandacht. Blijvende inspanningen zijn nodig om te voorkomen dat de aandacht afneemt.
Uitvoering van onderhoud: risico-inschatting en controle
Controle op prestatielevering is een belangrijk punt in de Handreiking integriteit 2024, in de managementletters 2024 en in de praktijk van corporaties. Diverse onderzochte corporaties constateerden bij het niet-planmatig onderhoud (grote) onvolkomenheden in hun controles en hebben verbeteringen doorgevoerd.
Algemeen wordt het risico op niet-integer gedrag bepaald door een inschatting van aan de ene kant de kans dat het zich voordoet, en aan de andere kant de impact als het zich voordoet. Hoe groter de kans of de impact, hoe groter het risico. De meeste onderzochte corporaties hebben een zorgvuldige inschatting gemaakt en toetsen die periodiek aan de hand van ervaringen uit de praktijk: hun eigen ervaringen of ervaringen uit de sector.
De inschatting van het risico dat de overeengekomen prestatie niet wordt geleverd of de factuur niet klopt, verschilt per type onderhoud. Bij planmatig onderhoud wordt het risico lager ingeschat dan bij niet-planmatig onderhoud. Dit hangt samen met het volgende onderscheid:
- Bij planmatig onderhoud (zo’n 75% van alle onderhoudsuitgaven: € 9 miljard in 2024) is sprake van grotere projecten gericht op structureel onderhoud en verbetering. Ruim voor de uitvoeringsfase kan helder worden ingeschat, besproken en vastgelegd wat moet worden gedaan en aan welke eisen de eindsituatie moet voldoen. Dan is in de uitvoeringsfase goed in te schatten op welke plaatsen en op welke tijden beoordeling van het werk zinvol en nodig is. Controle op prestatielevering kan dus gestructureerd en efficiënt plaatsvinden.
- Bij niet-planmatig onderhoud, dat betreft reparatie en mutatie (ongeveer 25%: € 3 miljard in 2024) is sprake van kleinschalige losse werkzaamheden die snelheid en maatwerk vergen. Reparaties laten zich niet plannen en moeten vaak snel worden opgepakt. Mutaties laten zich in de tijd iets beter plannen, maar kunnen verrassingen opleveren als blijkt wat echt nodig is voordat de volgende huurders de sleutel krijgen (voor de voorspelbaarheid van benodigd onderhoud bij mutaties zijn actuele data nodig over de staat van het woningbezit). Ook de controle op prestatielevering laat zich dus niet of in beperkte plannen en vergt relatief veel inzet.
Bij reparaties en mutaties is het niet altijd mogelijk om voor elke (kleine) klus vast te stellen of de geleverde werkzaamheden aan de afspraken voldoen en of de factuur klopt. Om een hoge mate van zekerheid te verkrijgen, vergt dit type onderhoud relatief veel personele inzet of diverse andere bronnen: huurders die expliciet melden of desgevraagd bevestigen dat de werkzaamheden naar hun tevredenheid zijn uitgevoerd, of opzichters (van eigen onderhoudsdienst of ingehuurd).
Concrete voorbeelden van verbeteringen:
- Bij een vermoeden van fraude werd het percentage steekproeven verhoogd.
- Op advies van de controller gaat een corporatie in gesprek met opdrachtnemers over hoge (en onverklaarbaar verschillende) opslagen op kosten van bijvoorbeeld onderaannemers, en over de vraag in hoeverre de opdrachtnemer kwantiteitskortingen ten goede laat komen aan de corporatie.
- De concerncontroller bespreekt periodiek de onderbouwing van 1 factuur met de medewerker die de betreffende prestatie heeft geaccordeerd. Doel is bewustwording bij medewerkers en binding met de praktijk.
Zie de aanbevelingen C en D in paragraaf 4 'Aanbevelingen van de Aw' voor de controle op de uitvoering van niet-planmatig onderhoud.
Nagenoeg alle onderzochte corporaties hebben geïnventariseerd waar zij kwetsbaar zijn voor niet-integer gedrag. Dat is met name bij het niet-planmatig onderhoud. Zij hebben maatregelen getroffen of in voorbereiding.
Conclusie
De risico’s betreffen met name de uitvoering van het niet-planmatig onderhoud. De onderzochte corporaties hebben maatregelen getroffen of in voorbereiding. Het afwegen van risico’s en het afstemmen van kaders voor controles verdient nadere aandacht.
Aanbevelingen van de Aw
Verbetering frauderesponsplan
Inmiddels hebben nagenoeg alle onderzochte corporaties een frauderesponsplan. Wat nog beter kan, is de uitwerking hoe de corporatie bij een vermoeden van niet-integer gedrag door een opdrachtnemer moet handelen (intern en extern). Bijvoorbeeld ten aanzien van lopende opdrachten en offertetrajecten. Dit betreft het beperkt houden van de schade. Ook het leren voor de toekomst is van belang: hoe heeft het kunnen gebeuren en wat is nodig om de kans op herhaling te verkleinen? Moet de risico-inschatting worden aangepast? Of moet de frequentie of de manier van controleren worden gewijzigd?
Aanbeveling A
Zorg dat helder is hoe de corporatie bij een (vermoeden van een) niet-integer gedrag door een opdrachtnemer moet handelen, intern en extern, om mogelijke schade te beperken en om te leren voor de toekomst.
Soft controls
Om het risico op niet-integer gedrag structureel te beperken, zijn in de soft controls organisatiebreed blijvende inspanningen nodig. Bijvoorbeeld door het periodiek bespreken van herkenbare voorbeelden met een integriteitsdilemma. Dat maakt mogelijk niet-integer gedrag in de dagelijkse praktijk beter herkenbaar en bespreekbaar. Hoewel dit evident lijkt, blijkt in de praktijk het belang ervan. Ook als processen en controles goed zijn ingeregeld en vastgelegd is het belangrijk dat medewerkers bijvoorbeeld een ‘niet-pluis’ gevoel durven volgen en zaken bespreekbaar kunnen maken.
Aanbeveling B
Besteed in de soft controls blijvende aandacht aan integriteit.
Afweging risico’s
Corporaties maken bij niet-planmatig onderhoud vaak impliciet een risico-inschatting in gevallen waarbij een ‘100% controle’ niet altijd kan of niet doelmatig is. Diverse corporaties hebben hun controles aangescherpt en enkele corporaties vroegen zich af hoever ze daarin zouden moeten gaan. De Aw vind het belangrijk dat corporaties:
- De risico’s inventariseren.
- Bewust afwegen welke risico’s zij wel en welke zij niet willen accepteren.
- Hun controles, met name de omvang van steekproeven, daarop inrichten.
- Periodiek monitoren en evalueren vanuit praktijkervaringen en zo nodig bijsturen.
Deze afwegingen moeten consistent zijn met het risicomanagement en de managementsystemen. Het is ook van belang dat bij deze afwegingen managers, directeuren, bestuurders en commissarissen worden betrokken, net als de controller, en dat input vanuit praktijkervaringen in de besluitvorming wordt meegenomen.
Aanbeveling C
Zorg bij het niet-planmatig onderhoud voor een actueel beeld van de risico’s en weeg bewust en navolgbaar af welke risico’s niet acceptabel zijn, leg die afwegingen vast in kaders, en richt daar de controles op in.
Kaders voor controles
Bij het niet-planmatig onderhoud was op papier en tijdens de gesprekken niet altijd helder in welke gevallen welke steekproefomvang de norm is, en wat daarbij de achterliggende afwegingen zijn. Dat leidt tot het risico dat het voor medewerkers niet helder is wat de afwegingen en daaruit volgende concrete kaders zijn waarbinnen zij hun controles moeten uitvoeren. Voor een effectieve uitvoering van controles is het van belang dat de afwegingen en kaders helder worden gedeeld, toegelicht en besproken met de medewerkers. Daarbij is ook helderheid nodig over de voorwaarden voor afwijking.
Aanbeveling D
Zorg bij het niet-planmatig onderhoud dat de kaders helder zijn voor de medewerkers die controles uitvoeren dat duidelijk is hoe zij afwijkingen moeten afstemmen en vastleggen. En zorg voor een periodieke evaluatie van de uitkomsten van controles en zo nodig voor bijsturing.
Planmatig onderhoud
Het niet-planmatig onderhoud heeft, gezien het hogere risico, tijdens het onderzoek de meeste aandacht gekregen, zeker in de gesprekken. Uiteraard is de toegenomen aandacht voor niet-planmatig onderhoud nodig, maar aandacht voor planmatig onderhoud blijft ook nodig omdat risico’s (ongemerkt) kunnen wijzigen.
Aanbeveling E
Beoordeel periodiek of de inschatting van risico’s in het planmatig onderhoud nog actueel is.
Aandachtspunten vanuit onderzochte corporaties
De volgende 3 algemene aandachtspunten zijn tijdens de gesprekken genoemd door enkele onderzochte corporaties. Deze corporaties zijn zich bewust van deze punten en bijbehorende risico’s. De Aw attendeert alle corporaties op deze aandachtspunten.
Onvoldoende gezonde zakelijkheid
Een gezonde zakelijkheid en een consequente aanspreekcultuur zijn belangrijke factoren voor het beperken van risico’s op niet-integer gedrag. Deze factoren zijn nog een aandachtspunt in diverse onderzochte corporaties (van verschillende omvang) met een informele cultuur. Ook in de samenwerking tussen corporaties en opdrachtnemers kan een gezonde zakelijke verhouding onder druk komen te staan. Dit geldt vooral bij langdurige samenwerkingsrelaties, al dan niet in de vorm van resultaatgericht samenwerken, en in situaties met een wederzijdse afhankelijkheid tussen (lokale) opdrachtnemers en een corporatie. In dergelijke situaties kan een te groot vertrouwen leiden tot onvoldoende scherpte in afspraken, controle en verantwoording.
Grote wijzingen
Grote wijzigingen bij opdrachtnemers zijn een aandachtspunt. Bijvoorbeeld de overname van een familiebedrijf. Een nieuwe eigenaar heeft mogelijk minder binding met de corporatie en haar omgeving of opereert meer rendementsgericht. Hierdoor kan de bestaande vertrouwensrelatie onder druk komen te staan en is het nodig om de samenwerking opnieuw te definiëren.
Grote interne veranderingen, zoals een (recente) fusie, zijn eveneens een aandachtspunt. Cultuurverschillen en onduidelijkheden in werkprocessen van een gefuseerde corporatie kunnen leiden tot (tijdelijk) afnemende aandacht voor beheersmaatregelen. Hierdoor kan ook de aandacht voor integriteitsvraagstukken afnemen.
Blinde vlekken
Als een corporatie sterk vertrouwt op bestaande werkwijzen of het feit dat alles op papier op orde is, is dat ook een aandachtspunt. De aandacht voor de werking in de praktijk, soft controls en kritische toetsing kan dan ongemerkt verminderen. Als lange tijd geen incidenten optreden, dan kan daarnaast de indruk ontstaan dat er weinig risico’s zijn of dat er niks aan de hand is. De noodzaak af en toe ‘een spade dieper’ te controleren wordt niet gevoeld en signalen worden hierdoor (te) laat opgemerkt. Ook ontstaat een kwetsbaarheid wanneer corporaties niet alert blijven op nieuwe werkwijzen van fraudeurs. Deze combinatie van afnemende scherpte en weinig kritische reflectie vergroot de kans op kwaliteitsverlies, fouten en onregelmatigheden.
Good practices bij onderzochte corporaties
Tijdens de gesprekken deelden de corporaties onder andere de volgende good practices, hierbij ter inspiratie.
Medewerkers aan zet voor nieuwe gedragscode
Een corporatie heeft de vorming van een nieuwe gedragscode overgelaten aan een werkgroep bestaande uit medewerkers van verschillende onderdelen met externe begeleiding. De nieuwe principle based code is op een bedrijfsdag gepresenteerd met ruimte voor aanpassing.
Heldere taal
Meerdere corporaties maken hun integriteitscode en processen voor het melden ook heel goed inzichtelijk in stroomschema’s en handzame flyers. Hiermee vergroten ze de kans dat medewerkers de bedoeling van de integriteitscode beter begrijpen en intern hun weg beter weten te vinden als iets gemeld moet worden, ook medewerkers die moeite hebben met het begrijpen en toepassen van complexe procesbeschrijvingen.
Samen sterk inkopen
Inkopers zoeken hun collega’s bij andere corporaties in hun regio op om inkoopervaringen uit te wisselen of samen in te kopen.
Waarborgen wederzijdse onafhankelijkheid
Enkele corporaties voeren beleid om te vermijden dat zij grotendeels of geheel afhankelijk worden van een opdrachtnemer, of dat een opdrachtnemer grotendeels of geheel afhankelijk is van de corporatie. Zo streeft een corporatie naar een situatie waarbij een opdrachtnemer maximaal 40% van de omzet bij de corporatie heeft.
Eigenaarschap bij opdrachtnemer
Een corporatie vraagt opdrachtnemers (samenwerkingspartners) om hun eigen governance te beoordelen via self-assessments en om gezamenlijke dilemmasessies te organiseren waarin keuzes, risico’s en afwegingen bespreekbaar worden gemaakt. Hiermee laat de partner zelf zien dat processen op orde zijn en dat kwaliteit goed blijft. Eigenaarschap wordt vergroot en de professionaliteit van partners wordt versterkt.
Slimme tool
Een corporatie gebruikt een app waarin de kwaliteitsstandaarden voor mutatieonderhoud in woord en (zo nodig) beeld zijn opgenomen. Hiermee kunnen medewerkers van de corporatie ter plekke beter het gesprek voeren met de opdrachtnemer over de kwaliteit van het geleverde werk. Ook biedt het de corporatie meer geaggregeerde data over het werk van de opdrachtnemers, bijvoorbeeld welke opdrachten lopen.
Slim gebruik van AI en drones
Een corporatie gebruikt AI om bestekken te toetsen en drones om inspecties uit te voeren en om actuele en betrouwbare informatie te vergaren over het bezit. Hiermee kan het bezit goed worden gedigitaliseerd. Dat leidt tot betere bestekken en minder discussies met opdrachtnemers.
Melden helpt
Snel en zorgvuldig handelen én melden bij een integriteitsmelding
Bij een integriteitsmelding moet snel en zorgvuldig worden opgetreden in een complexe situatie die over het algemeen zelden voorkomt. Het risico bestaat dan dat, ook met goede bedoelingen, stappen worden gezet die onnodig beschadigend kunnen uitwerken op bewijsmateriaal of medewerkers. Duidelijkheid over procedures en verantwoordelijkheden, vastgelegd in bijvoorbeeld een frauderesponsplan, is dan onmisbaar.
Bij 6 van de 20 onderzochte corporaties kwam in het gesprek aan de orde dat in 2024 of 2025 sprake is geweest van een onderhoudsgerelateerde fraude, of een vermoeden daarvan. In 3 gevallen ging dit over het handelen van corporatiemedewerkers. Enkele van de 6 gevallen hadden eerder aan de Aw kunnen worden gemeld. In het kader van een open toezichtrelatie verzoekt de Aw om (vermoedens van) niet-integer gedrag vroegtijdig te melden. Dan kunnen de Aw en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT-IOD) hun kennis en expertise inzetten waar nodig. Zeker gezien de omvang van het onderhoud is niet-integer gedrag, of vermoedens daarvan, niet geheel uit te sluiten. Het is wel van belang dat mogelijke schade wordt beperkt en dat maatregelen worden getroffen om herhaling te voorkomen. De Aw gebruikt de meldingen, uiteraard geanonimiseerd en in principe alleen bij een mogelijke tendens, om risico’s zichtbaar te maken en om de corporaties in de gelegenheid te stellen om van elkaar te leren.
Daarom is het van belang dat corporaties bij (vermoedens van) niet-integer gedrag niet alleen de Raad van Commissarissen, maar ook de toezichthouder van de Aw op de hoogte te stellen van de situatie en verdere ontwikkelingen. Bij twijfel of mogelijk niet-integer gedrag bij de Aw moet worden gemeld, kan worden afgestemd met de toezichthouder van de Aw. Ook sectorbreed geldt het heldere motto dat 1 van de onderzochte corporaties hanteert: “Je bent een held als je het meldt.”