Als u brandstof voor voortstuwing levert aan zeegaande schepen, moet u ervoor zorgen dat bunkeraars de hieronder beschreven bunkerprocedure volgen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt hierop toezicht en handhaaft op correct bunkeren in Nederland.
Juridisch kader en aandachtspunten
De levering van brandstof voor gebruik aan boord van zeegaande schepen moet voldoen aan MSC-MEPC.2/Circ.18: IMO-richtlijnen voor de monstername van brandstof voor het vaststellen van naleving van MARPOL VI en SOLAS II-2 (Engels). Deze richtlijnen zijn opgenomen in MARPOL VI/18.8.1 en zijn in de Nederlandse wet vastgelegd in artikel 3.3 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.
De ILT controleert of de geleverde brandstof voldoet aan:
- De eisen voor het zwavelgehalte volgens MARPOL VI/14.
- De kwaliteitseisen volgens MARPOL VI/18.3.
- De eisen voor het vlampunt volgens SOLAS II-2/4.
Voor het bunkeren moet u de verantwoordelijke persoon aan boord van het zeegaande schip, voor elke soort brandstof een veiligheidsinformatieblad (VIB) geven.
In aanvulling op de wettelijke eisen adviseert de ILT u om ISO 13739 te gebruiken bij het bunkeren. De ILT kan dit niet afdwingen. ISO 13739 kan helpen om discussies en misverstanden te voorkomen. Het is aan te raden om in de leveringsovereenkomst voorwaarden op te nemen voor het terugnemen van de brandstof als de ontvanger de levering niet accepteert.
Het is belangrijk dat alle betrokken partijen het eens zijn over de juiste toepassing van de bunkerprocedure. Dit draagt bij aan onderling vertrouwen en aan het oplossen van problemen binnen de grenzen van de wettelijke eisen.
Let op: Als de wettelijke eisen niet worden nageleefd, moeten de betrokken partijen de ILT direct informeren door een e-mail te sturen naar brandstoffen-luchtkwaliteit@ilent.nl. De kapitein of de hoofdwerktuigkundige moet de ILT informeren door een Letter of Protest (LoP) te sturen. De ILT gebruikt deze informatie om het toezicht te verbeteren. Zij kan besluiten aanwezig te zijn bij het bunkeren of andere maatregelen nemen.
Monstername tijdens het bunkeren
Tijdens het bunkeren moet u een representatief monster van de brandstof nemen. Dit maakt het mogelijk om te controleren of alle geleverde brandstof voldoet aan de specificaties in de Bunker Delivery Note (BDN), volgens de wettelijke eisen.
Aanwezige partijen
Bij de monstername moeten de volgende partijen aanwezig zijn:
- Uw vertegenwoordiger als leverancier.
- Een vertegenwoordiger van het ontvangende schip. Dit kan de kapitein of de hoofdwerktuigkundige zijn.
Beide partijen moeten de monsternameprocedure controleren en kunnen, als dat nodig is, vragen om aanpassingen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het doorspoelen van het apparaat voor monstername, het aanpassen van de snelheid van de monstername of het markeren van de containers.
Beide partijen mogen een surveyor aanwijzen. Dit is gebruikelijk, maar niet verplicht. Als een surveyor is aangewezen, moet deze bij de monstername aanwezig zijn.
De ILT staat niet toe dat u van de regels voor monstername afwijkt alleen omdat u het onveilig vindt om aan boord van het ontvangende schip te gaan. Afwijken mag alleen in de volgende situaties:
- Uw vertegenwoordiger mag het ontvangende schip niet op gaan.
- Het is niet mogelijk om de monstername aan boord van het ontvangende schip uit te voeren zoals vereist.
In deze gevallen moet u een ondertekende verklaring van het ontvangende schip krijgen en de ILT direct informeren. Gebruik deze verklaring als bewijs. De ILT kan daarna besluiten om bij de monstername aanwezig te zijn. Dit is overigens niet verplicht.
Monsternamepunt
U moet het primaire monster laten nemen bij het inlaatspruitstuk aan boord van het ontvangende schip. Dit punt voor monstername moet zo zijn ingericht dat het vóór en tijdens het bunkeren kan worden gecontroleerd en schoongemaakt.
Monsters die om welke reden dan ook op een andere plek worden genomen, bijvoorbeeld aan boord van de bunkerlichter, voldoen niet aan de wettelijke eisen. Deze monsters mogen niet als representatief worden vermeld op de BDN.
Monsternameapparatuur
De monsternameapparatuur bij het monsternamepunt moet vooraf zijn geïnstalleerd of onderdeel zijn van een flens die tussen de inlaatflens en de slangflens zit.
De monsternameapparatuur moet bestaan uit een buis over de volledige breedte van de leiding, met openingen in de stroomrichting. Dit zoals weergegeven in ISO 13739, informatieve bijlage M. Hierbij moet 1 van de volgende systemen worden gebruikt:
- Een handmatig ingestelde continue druppel-monsternemer. Advies: gebruik een naaldventiel voor een constante druppelstroom.
- Een monsternemer die automatisch continu monsters neemt met een vaste hoeveelheid per tijdseenheid.
- Een monsternemer die automatisch continu monsters neemt met een vaste, kleine fractie van elk deel van levering.
Als er geen apparatuur voor monstername aan boord van het ontvangende schip is, moet u deze leveren.
De apparatuur voor monstername moet vóór het begin van het bunkeren zijn geplaatst, schoon zijn en klaar voor gebruik.
Het primaire monster nemen
U moet het primaire monster:
- Laten nemen tijdens het volledige bunkerproces.
- Verzamelen in 1 grote container die groot genoeg is om alle vereiste deelmonsters te bevatten. Voor 4 deelmonsters moet u een doorzichtige kunststof monsterzak van 5 liter gebruiken. Als meer deelmonsters nodig zijn, moet u een kunststof monsterzak van 10 liter gebruiken.
Deelmonsters aftappen en verzegelen
U moet minimaal 3 deelmonsters nemen:
- 1 voor uzelf als leverancier.
- 1 voor de afnemende partij.
- 1 dat aan boord van het ontvangende schip blijft.
Dit maakt tegenanalyse mogelijk bij een geschil. De partijen kunnen afspreken om meer deelmonsters te nemen. De ILT kan ook om een monster vragen.
U moet elk deelmonster laten nemen:
- Uit de container met het primaire monster.
- Nadat het monster goed is gemengd door schudden.
- In een deelmonstercontainer die:
- Minimaal 600 milliliter bevat, bij voorkeur 750 milliliter.
- Kan worden verzegeld en eventueel tegenverzegeld, bijvoorbeeld door overeenkomende gaten in de dop en de rand van de container.
- Wordt verzegeld en, als dat is afgesproken, een handtekening krijgt van beide partijen en die wordt tegenverzegeld na het vullen.
Verzegeling is wettelijk verplicht. Tegenverzegeling en handtekeningen zijn niet wettelijk verplicht. U moet de nummers van alle verzegelingen en, als dat is afgesproken, alle tegenverzegelingen, opschrijven op de juiste plekken op de BDN.
Analyse van het monster
Het nemen van monsters is wettelijk verplicht, het analyseren ervan niet. Analyse kan helpen om problemen met de kwaliteit van de brandstof tijdens gebruik te voorkomen.
Bewaren van deelmonsters
Het ontvangende schip moet zijn deelmonster bewaren totdat alle brandstof is verbruikt en ten minste 12 maanden na levering.
De andere partijen moeten hun deelmonsters ook 12 maanden bewaren. Dit maakt tegenanalyse mogelijk bij problemen, het oplossen van commerciële geschillen of voor controle of brandstof is geleverd die niet overeenkomt met de BDN. Als er geen tegenanalyse plaatsvindt, zijn de beschikbare deelmonsters leidend.
Bunker Delivery Note (BDN)
Na het bunkeren moet u een BDN laten opstellen. Met de BDN kan de ILT controleren of de brandstof voldoet aan de vastgestelde normen.
Verplichte inhoud van de BDN
MARPOL VI, Appendix V, schrijft voor welke informatie in de BDN moet staan. De BDN moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
- De productnaam, inclusief de bijbehorende ISO-F brandstofcode volgens ISO 8216-1, om het type en de kwaliteit van de brandstof aan te geven.
- De productspecificatie, met daarin de ISO 8217-versie waaraan de brandstof moet voldoen. Als geen ISO 8217-versie is vermeld, gebruikt de ILT de meest recente versie van ISO 8217:2024 voor de controle.
- Een beschrijving van de afwijkingen ten opzichte van ISO 8217 en de afgesproken alternatieve grenswaarden, als de brandstof niet volledig aan ISO 8217 voldoet.
- Het percentage toegevoegde FAME, als dit hoger is dan 0,5% en de brandstof moet voldoen aan een ISO 8217-versie van vóór 2024.
- De hoeveelheid geleverde brandstof in metrische tonnen aan het einde van het bunkeren, inclusief de meetmethode.
- De dichtheid van de brandstof bij 15°C, uitgedrukt in kg/m³.
- Het zwavelgehalte van de brandstof, als massapercentage, afgerond op 2 decimalen.
- Eventuele aanvullende analyseresultaten van het monster, als die beschikbaar zijn.
- De verzegelings- en tegenverzegelingsnummers van alle wettelijk vereiste deelmonsters. Het is niet toegestaan om nummers van andere monsters op de BDN te vermelden.
- Uw contactgegevens, inclusief een e-mailadres voor communicatie over levering en bunkeren.
- Uw bedrijfsregistratienummer als uw handelsnaam afwijkt van de naam die is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (KVK).
- De naam en het IMO-nummer van het ontvangende schip.
- De datum van levering van de brandstof.
- De haven waarin de brandstof is geleverd.
- Een ondertekende verklaring waarin u bevestigt dat de brandstof voldoet aan MARPOL VI, voorschriften 14 en 18.3, en dat alle leveringsgegevens correct zijn. De hoofdwerktuigkundige of de kapitein moet deze verklaring ondertekenen of afstempelen als ontvangstbewijs.
Vanaf 1 januari 2026 moet de BDN ook informatie bevatten over hernieuwbare brandstoffen, zoals de hoeveelheid, het type en de herkomst. Vanaf die datum zijn de EU Renewable Energy Directive III en de FuelEU Maritime-verordening opgenomen in het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.
De havenautoriteit kan daarnaast extra informatie op de BDN verplicht stellen, bijvoorbeeld via de bunkervergunning.
Optionele inhoud van de BDN
ISO 13739 noemt extra informatie die u als goede gewoonte aan de BDN kan toevoegen:
- De totale duur van het bunkeren of de einddatum en -tijd.
- De naam en het ENI-nummer van de bunkerlichter die de brandstof levert.
- De manier waarop het brandstofmonster is genomen.
- De stempel en handtekening van de surveyor of surveyors, als die aanwezig waren.
- Een uniek nummer dat u gebruikt om specifieke leveringen te identificeren.
Letter of Protest (LoP) van de kapitein bij onregelmatigheden
Als er onregelmatigheden zijn of als niet wordt voldaan aan de bovenstaande eisen, moet de kapitein dit direct melden met een Letter of Protest (LoP). De kapitein stuurt de LoP naar uw vertegenwoordiger, die de LoP ook moet ondertekenen als ontvangstbevestiging. De kapitein moet kopieën van de medeondertekende LoP sturen naar de vlaggenstaat van het schip en naar de ILT, als havenstaatautoriteit.
U moet uw werkzaamheden bekijken en beoordelen op basis van elke ontvangen LoP.
Op basis van LoPs kan de ILT een onderzoek starten naar brandstofleveranciers of naar de werkzaamheden van bunkerlichters. De ILT informeert de betrokken partijen hierover. Als blijkt dat regels niet zijn nageleefd, meldt de ILT de resultaten van het onderzoek aan de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) in het Global Integrated Shipping Information System (GISIS).