In de beleidsregel beschrijft de Autoriteit woningcorporaties (Aw) hoe zij omgaat met de beoordelings- en beleidsruimte die de Woningwet op onderdelen geeft.
De beleidsregel Aw is voor de eerste keer opgesteld naar aanleiding van de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2022. De beleidsregel beschrijft hoe de Aw omgaat met de beoordelings- en beleidsruimte die de wet op onderdelen geeft. Sinds 1 juli 2025 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd in de beleidsregel Aw:
- De tekst over verkopen en fusies is verduidelijkt en aangescherpt.
- De tussentijdse toets na (her)benoeming van bestuurders en commissarissen is verder uitgewerkt.
- Bij de herbenoeming van commissarissen is een verkorte procedure ingevoerd.
De 3 eerdere versies van de beleidsregel vindt u hier:
- Beleidsregel Aw per 1 januari 2025
- Beleidsregel Aw per 1 juli 2024
- Beleidsregel Aw per 1 januari 2022
Vragen en antwoorden over de nieuwe beleidsregel Aw
Hoofdstuk 2: verbindingen
Ja, als deze verbinding van de dochter (zoals bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) valt binnen de definitie van een verbonden onderneming uit artikel 1, lid 2 van de Woningwet geldt de goedkeuringsplicht van artikel 21 van de Woningwet. Zie paragraaf 2.1 van de beleidsregel.
Nee, een corporatie kan alleen vermogen aan een verbinding verschaffen, als wordt voldaan aan de criteria die staan in artikel 12 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Btiv). De recente verruiming van de mogelijkheid van ontheffing (lid 1, sub d) is niet bedoeld voor het uitvoeren van (nieuwe) marktactiviteiten in de vorm van bijvoorbeeld huurwoningen in het niet-DAEB segment of bedrijfsmatig onroerend goed. Daarvoor zijn andere bepalingen in de Woningwet en Btiv van toepassing.
Ja, voor een coöperatie geldt niet de uitzondering die de Woningwet in artikel 21 lid 2 voor het lidmaatschap van verenigingen op het oog heeft. Een coöperatie is wel een bij notariële akte opgerichte vereniging, maar strikt genomen is het geen vereniging als bedoeld in artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat een coöperatie een bedrijf uitoefent en er mogelijk sprake is van een winstoogmerk, is er een groter risico dan bij een verbinding in de vorm van een vereniging. Daar brengt de corporatie slechts contributie in. Wel kan de Aw bij een verbinding met een coöperatie de lichte goedkeuringsprocedure hanteren. Zie paragraaf 2.1.2 van de beleidsregel.
Hoofdstuk 3: Geschiktheid en betrouwbaarheid
Nee, er is geen nieuwe zienswijze vereist. Er is in dit geval namelijk geen sprake van een nieuwe (her)benoeming. De Aw raadt het aan om hiervan een melding te doen bij uw toezichthouder, zodat deze op de hoogte is van de veranderde samenstelling van de RvC.
Bij een latere herbenoeming van de commissaris weegt de Aw de aard en zwaarte van de voorzittersrol mee in de beoordeling van de aanvraag.
Wanneer een huurderscommissaris (tussentijds) aftreedt, wordt in de vacature voorzien door de huurdersorganisaties een bindende voordracht te laten doen. Als de RvC kan aantonen dat de huurdersorganisatie instemt met de opvolging van de rol van huurderscommissaris door een zittende commissaris, is een nieuwe werving- en selectieprocedure niet nodig. De Aw ziet dit dan niet als een herbenoeming.
De commissaris komt bij herbenoeming bij dezelfde woningcorporatie in aanmerking voor een verkorte procedure. Bij de eerdere benoeming heeft de commissaris voor dezelfde functie al een positieve zienswijze ontvangen. Daardoor heeft de Aw al kennis over, en ervaring met, diens functioneren. In het aanvraagformulier van de verkorte procedure staan andere vragen dan in het formulier bij de volledige toetsing. Er wordt ingegaan op het eerdere functioneren van de kandidaat en er wordt geïnformeerd naar eventuele gewijzigde omstandigheden van de corporatie en de kandidaat. De overige documenten zoals het betrouwbaarheidsformulier, functieprofiel, cv en de VOG zijn, net als bij volledige toetsing, ook vereist in de verkorte procedure.
Commissarissen die voor een 1e benoeming bij een corporatie worden voorgedragen, komen niet in aanmerking voor een verkorte toets. Bestuurders en voorzitters van de RvC hebben een sleutelpositie binnen de corporatie. Zij worden bij herbenoeming ook niet getoetst via de verkorte procedure. Commissarissen van corporaties die onder verscherpt toezicht van de Aw staan, zijn hier ook van uitgesloten.
In de volgende situaties kan de Aw een tussentijdse toetsing uitvoeren:
- De woningcorporatie heeft bij de aanvraag geschiktheid en betrouwbaarheid onvolledige informatie aangeleverd, of informatie niet aangeleverd. De Aw kan dan op verkeerde gronden tot haar oordeel zijn gekomen. Een vermoeden hiervan rechtvaardigt verder onderzoek en eventueel toetsing van de geschiktheid en betrouwbaarheid na de benoeming.
Wanneer toetsing na de benoeming tot een negatief oordeel leidt, kan de eerder afgegeven zienswijze met terugwerkende kracht worden ingetrokken.
- Na de afgifte van de zienswijze is er sprake van nieuwe feiten of omstandigheden, die leiden tot gerede twijfel over de geschiktheid en betrouwbaarheid van de persoon. De Aw kan dit verder onderzoeken en besluiten tot toetsing van de geschiktheid en betrouwbaarheid na de benoeming.
Wanneer toetsing na de benoeming tot een negatief oordeel leidt, kan de eerder afgegeven zienswijze worden ingetrokken. De intrekking van de zienswijze heeft in dit geval geen terugwerkende kracht.
Een negatief oordeel van een tussentijdse toetsing kan ingrijpende gevolgen hebben voor die bestuurder of commissaris, die op dat moment al in functie is. Daarom vindt toetsing na de benoeming alleen plaats als er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Bijvoorbeeld wanneer een bestuurder of commissaris, of de organisatie waarvan hij het beleid mede bepaalt, wet- en regelgeving heeft overtreden. Het moet dan wel gaan om een overtreding die mogelijk tot een negatieve zienswijze zou hebben geleid, als deze bekend was geweest bij de beoordeling zienswijze.
Proportionaliteit en rechtvaardiging zijn belangrijke uitgangspunten bij de toepassing van de toetsing na de benoeming. De Aw kijkt hierbij naar de aard, de zwaarte en de diversiteit van de signalen.
Nee, tegen de uitvoering van de tussentijdse toetsing na een eerdere benoeming kunt u geen bezwaar indienen. Deze toetsing wordt gezien als een voortgezet onderzoek naar de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van een bestuurder of commissaris naar aanleiding van signalen die de Aw hebben bereikt, die ook al zijn onderzocht.
De tussentijdse toets kan tot intrekking van een eerder afgegeven zienswijze leiden. Deze intrekking is wel een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat dan ook bezwaar en beroep open.
Hoofdstuk 4: Onverenigbaarheden
De Aw beoordeelt alle hoofd- en nevenfuncties van bestuurders en commissarissen in relatie tot de functie die ze bekleden binnen de corporatie. Ook lidmaatschappen of activiteiten in de privésfeer kunnen leiden tot deelbelangen en (schijn van) belangenverstrengeling, waardoor de combinatie met de functie van bestuurder of commissaris onverenigbaar is. Denk bijvoorbeeld aan vastgoedbezit of relaties met personen die bepaalde functies bekleden.
Bij iedereen. Omdat niet iedereen altijd over alle feiten beschikt, kunnen relaties en andere functies de indruk wekken dat deelbelangen van invloed zijn op besluitvorming bij een woningcorporatie. Wanneer mensen denken dat er iets wordt achtergehouden, is er al snel (publieke) achterdocht. De schijn van belangenverstrengeling is hoe dan ook nadelig voor het (publieke) vertrouwen in de corporatiesector. Transparantie over risico’s en genomen beheersmaatregelen kan aan de voorkant de schijn van belangenverstrengeling wegnemen. Verantwoording over combinaties van functies achteraf in het jaarverslag is nadrukkelijk niet hetzelfde.
Kandidaten kunnen politieke nevenfuncties hebben. Er is een uitzondering. Ziet de politieke nevenfunctie toe op de ontwikkeling of uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van de volkshuisvesting? En vindt deze daarnaast plaats in het werkgebied van de corporatie? Dan is dit onverenigbaar.
Politieke functies bij overheden in het werkgebied van de corporatie zijn alleen verenigbaar wanneer u kunt aantonen dat deze werkzaamheden niet kunnen raken aan de werkzaamheden of belangen van de corporatie.
In de volgende gevallen is de beoordeling maatwerk:
- Functies bij organen in aangrenzende gemeenten van het werkgebied van de corporatie.
- Functies in een gemeente die samenwerkt met de gemeente waar de corporatie haar werkgebied heeft.
- Functies in een gemeente waarmee de corporatie een samenwerkingsverband heeft.
Wanneer er bijvoorbeeld geen sprake is van grensoverstijgende samenwerking tussen gemeenten/woningcorporaties, is er meer ruimte voor de combinatie van functies. In het geval van een lidmaatschap van de Eerste of Tweede Kamer is bij de beoordeling daarvan ook sprake maatwerk. De Aw betrekt alle feiten en omstandigheden bij haar beoordeling.
Het is aan de RvC om de Aw te overtuigen dat er geen sprake kan zijn van daadwerkelijke belangenverstrengeling. Dit doet de RvC door aan de voorkant afspraken te maken over wat wel en niet kan maar ook welke maatregelen wanneer worden genomen. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen. De schijn van belangenverstrengeling kan aan de voorkant worden weggenomen bijvoorbeeld door transparant te zijn over gesignaleerde risico’s en mogelijke maatregelen. Hiermee kan worden aangetoond dat de onafhankelijkheid van een commissaris binnen de RvC geborgd is en dat er geen nadeel voor de belangen van de corporatie kan ontstaan.
Hoofdstuk 7: Fusies en splitsingen
Ja, die instemmingsverklaring is nodig bij iedere fusie waarbij een corporatie, die deelnemer is van WSW, betrokken is. 98% van de corporaties is deelnemer van WSW. Bij een fusie kan het risicoprofiel van de verkrijgende rechtspersoon afwijken van dat van de afzonderlijke corporatie(s). Daarom beoordeelt WSW bij iedere fusie van een corporatie die deelnemer is van WSW de financiële positie van de organisatie die na de fusie ontstaat. WSW bekijkt daarbij of de fusie materiele impact heeft op de financiële ratio’s en het risicoprofiel van de corporatie. En of de risico’s voor het totale borgstelsel acceptabel zijn.
Het is dus niet van belang of een corporatie veel of weinig of geen enkele lening met WSW-borging in de boeken heeft. Bepalend is of de corporatie WSW-deelnemer is. Als dat het geval is, moet de corporatie een instemmingsverklaring van WSW vragen. De Aw vraagt daar een afschrift van, mede als bevestiging van de financiële continuïteit en (toekomstige) borgbaarheid.
Nee, dat document is niet meer nodig. De efficiencyparagraaf werd genoemd in het beoordelingskader fusie van 9 oktober 2019. Met de introductie van de beleidsregel van de Aw is dat beoordelingskader vervallen.
Enkele onderdelen uit de voormalige efficiencyparagraaf moet de corporatie bij een fusieaanvraag nu in de toelichting op het fusievoorstel opnemen. Denk daarbij onder andere aan:
- Een beschrijving van de gevolgen van de fusie voor de personele formatie van de fusiepartners.
- Informatie over de (eenmalige) kosten die met de fusie gepaard gaan en de (meerjarige) besparingen die ermee gerealiseerd worden.
- Een toelichting op het evaluatietraject na de fusie.