Toezichtsignaal Quickscan - Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in de zomer van 2017 onderzocht in hoeverre de regels uit het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) voor “Erfgoederen van uitzonderlijk universele waarde” (titel 2.13) doorwerking hebben gevonden in de Provinciale Ruimtelijke Verordeningen (PRV’s) van de betrokken provincies.

UNESCO

De bescherming van in de UNESCO lijst opgenomen erfgoederen is een internationale verplichting. Het Rijk is hiervoor verantwoordelijk, maar heeft de uitvoering hiervan overgedragen aan de 4 provincies waarin de erfgoederen zijn gelegen. In Barrotitel 2.13 is geregeld dat en hoe dit in de provinciale ruimtelijke verordeningen verder moet worden uitgewerkt. Het Rijk blijft eindverantwoordelijk voor de juiste doorwerking.

De erfgoederen waar het hier om gaat zijn:

  • De Beemster
  • Stelling van Amsterdam
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie
  • Romeinse Limes

Ze liggen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland.

Aanpak

In het onderzoek is nagegaan of de erfgoederen, conform Barro-titel 2.13, in de provinciale verordeningen juist zijn doorvertaald. Dit wil zeggen of ze juist zijn begrensd, de kernkwaliteiten zijn uitgewerkt en geobjectiveerd, regels zijn gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen in het belang van de instandhouding en de versterking van de kernkwaliteiten en of de PRV ervoor zorgt dat bestemmingsplannen geen activiteiten mogelijk maken die kernkwaliteiten aantasten. Toetsing heeft plaatsgevonden aan de hand van de Barro-regels zelf en de uitwerkingen zoals beschreven in de Nota van Toelichting bij het Barro.

Naleving Barrotitel grotendeels onvoldoende

Uit het ILT onderzoek komt naar voren dat de doorwerking van Barrotitel 2.13 over het algemeen onvoldoende is. De begrenzing is meestal wel goed terug te vinden, maar de uitwerking van de kernkwaliteiten is voor nagenoeg alle onderwerpen onvoldoende. Regels in het belang van bescherming van de kernkwaliteiten zijn weliswaar opgenomen in de provinciale verordeningen, maar de uitzonderingsmogelijkheden maken de kans dat deze uiteindelijk voldoende doorwerken in bestemmingsplannen discutabel.

Mate van bescherming verschilt

Tussen provincies bestaan verschillen in de wijze waarop doorwerking van Barrotitel 2.13 plaatsvindt. Dit betekent ook dat erfgoederen die in meerdere provincies zijn gelegen met verschillende regimes te maken hebben. Ook per erfgoed is de mate en de wijze van bescherming verschillend. Hiermee is nog niets gezegd over de uiteindelijke doorwerking in bestemmingsplannen. Het doorlichten van bestemmingsplannen in een diepgaander onderzoek kan hierover meer inzicht verschaffen.