Rondvaartboten

Sinds 1 januari 2020 is Hoofdstuk 11 van ES-TRIN 2019 van kracht. Dit hoofdstuk gaat over de elektrische voortstuwing van binnenvaartschepen. In de praktijk blijkt dat een aantal bepalingen niet/moeilijk toepasbaar zijn op rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype en open rondvaartboten.

In afwachting van een oplossing mogen nationaal varende rondvaartboten zonder volledig geldig certificaat blijven varen. Voorwaarde is dat het schip voldoet aan de gestelde eisen uit de bijlage van de Binnenvaartregeling rekening houdend met de voorgestelde wijzigingen van bijlage 3.3 en 3.4.

Tijdelijk andere werkwijze

Zodra een keuringsinstantie heeft geconstateerd dat uw vaartuig aan de voorwaarden voldoet, ontvangt u hierover een brief. Met deze brief kunt u aantonen dat uw vaartuig aan de voorwaarden voldoet en dat u in afwachting van aangepaste regelgeving uw vaartuig mag exploiteren.

De tijdelijke werkwijze bestaat totdat de aangepaste regels in de Binnenvaartregeling zijn doorgevoerd. Binnen  6 maanden na publicatie van de aanpassing in de Staatscourant moet het schip voorzien zijn van een binnenschipcertificaat. Als de aangepaste versies van de bijlagen 3.3 en 3.4 van de Binnenvaartregeling afwijken van de hieronder opgenomen tijdelijke inhoudelijke wijzigingen, dan moet u het schip aanpassen voordat de keuringsinstantie een certificaat kan afgegeven.

Reeds gecertificeerde ronvaartboten

Voor rondvaartboten (met certificaat zonder elektrische voortstuwing, of met een vóór 31 december 2019 door een keuringsinstantie goedgekeurde en op het certificaat bijgeschreven  elektrische voortstuwing) is het knelpunt administratief van aard. Het gaat hier om de verkeerde omzetting (transponering) van artikel 10.02, eerste lid en artikel 13.07.

Omdat het hier om een verkeerde verwijzing naar artikelnummers gaat, hoeft het vaartuig niet te worden getoetst op deze punten en kan de keuringsinstantie een definitief certificaat afgeven vooruitlopend op de voorgestelde wijziging van de Binnenvaartregeling.