Instructie nummer 6 - Overgangsbepaling 15.02 lid 5 ES-TRIN voor 1976

Deze instructie kan worden aangemerkt als vallend onder artikel 1.4 van de Overeenkomst klassenbureaus en keuringsinstanties.

Datum vastgesteld: 06 november 2019.
Ingangsdatum: 01 januari 2020.

Binnenvaartcertificaten worden namens de Minister verstrekt door daarvoor gemandateerde klassenbureaus en keuringsinstanties. Deze instructie is bedoeld om eenduidigheid te bewerkstelligen bij het onderzoek voor, en de afgifte van binnenvaartcertificaten door de klassenbureaus en de keuringsinstanties.

De overgangsbepalingen met betrekking tot de geluidseisen op grond van de ES-TRIN vervallen per 1 januari 2020. Dit betekent dat alle schepen die op of na 1 januari 2020 het Rijncertificaat willen verlengen moeten voldoen aan de geluidseisen van artikel 15.02. lid 5 ES-TRIN. Voor de vaartuigen die op de Rijn varen waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór is vastgesteld dat het in de rede ligt om een overschrijding van de geluidseisen voor woonruimten en slaapruimten onder voorwaarden te accepteren. Deze instructie bevat het uitvoeringsbeleid ter invulling van deze voorwaarden.

Alleen voor het geluid in de woonruimten en de slaapruimten, artikel 15.02 lid 5 ES-TRIN, is besloten om een overschrijding van de geluidsnorm onder voorwaarden toe te laten.

Schepen van vóór 1 april 1976 zijn gebouwd zonder aandacht voor de geluidsbelasting voor het nautisch personeel. De geluidsbelasting in het ontwerp van deze schepen ligt ver boven de huidige geluidseisen. Desalniettemin hebben scheepseigenaren van deze schepen in het verleden al de nodige maatregelen genomen om het geluidsniveau op het schip te reduceren zoals het plaatsen van dubbel glas en geluiddempende isolatie in de woonruimte en slaapruimte. Een praktijkvoorbeeld laat zien dat met dubbel glas een verlaging van 3 dB(A) in de woonruimte kon worden bereikt. Deze maatregelen zijn soms al genomen door eerdere eigenaren en niet altijd meer te herleiden tot een exacte investering. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten wordt daarom aangenomen dat wanneer een schip van vóór 1 april 1976 aan de bijkomende overgangsbepalingen van artikel 32.03 ES-TRIN voldoet, voldaan is aan de inspanningsverplichting om de redelijk te verwachten maatregelen te nemen ter reducering van het geluid.

De maximaal genoemde overschrijding van de geluidseisen uit de bijkomende overgangsbepalingen vormen de ondergrens op basis waarvan de commissie van deskundigen een Rijncertificaat kunnen verlengen. Dit is een harde grens. Indien het voor de eigenaar van het schip niet haalbaar is om het geluidsniveau onder deze grens te brengen, is het aan de eigenaar om te besluiten welke volgende stap hij wil zetten om het schip in de vaart te houden. De eigenaar kan alsnog nadere maatregelen nemen om het geluidsniveau in woonruimte(n) en slaapruimte(n) te reduceren naar maximaal 75 dB(A) respectievelijk 70 dB(A), het schip laten certificeren voor A1-exploitatie als de geluidsbelasting in de woning maximaal 75 dB(A) is, een aanvraag indienen voor de hardheidsclausule welke internationaal wordt behandeld of voor alternatief 2 kiezen.

De voorwaarden voor alternatief 2 zijn volledigheidshalve ook in deze instructie opgenomen. Bij dit toerental moet onverminderd worden voldaan aan de eisen gesteld aan de manoeuvreereigenschappen in hoofdstuk 5 van het ES-TRIN.